oorsprong
Start Omhoog achtergronden

 

Erectiele disfunctie

Toponomie plaatsnamen in Zuid-Limburg

Tweetalige namenparen

Toponomie plaatsnamen Zuid-Limburg

 

De volgorde van de namen volgt de huidige gemeentegrenzen in Zuid Limburg. Meteen na de naam volgen oudere schrijfwijzen. Achter ‘naam’ staat de verklaring van de naam, die vaker hypothetisch is. Niet altijd staat de afkomst vast van de plaatsnaam.

Bij een aantal plaatsen zijn ook de omliggende ehuchten genoemd. 

Gemeente Beek

 

Beek - Beek over Maas, Beck, Beeck, Beeken, midden 11e eeuw kopie 18e eeuw de becha, 1145 Becca. Ook bekend tot de Franse tijd als Beeck inden landen van Valckenborg 

naam: natuurlijke waterloop – ligt aan Keutelbeek

Genhout -

naam: hout (bos) en gen dativ (de) ‘in den hout’

 

Geverik - 1458 Geverick

naam: Gabriacum – toebehorende aan Gabrus

 

Neerbeek -

naam: lagergelegen beek

 

Spaubeek -

naam: spalt: kloof, dal hangt samen met spouwen, splijten; Spau is een geul

 

Gemeente Brunssum

 

Brunssum -

naam: ham, landtong en persoonsnaam Bruno

Gemeente Eijsden

 

Eijsden - Eysden, 8e eeuw Aspre, 870 kopie 16e eeuw in procaspide = in loco Aspide, 1168-1174 Espede, Espide, 1213 Haspere, 1183 Eisden

naam: uit Germaans aspithja, espenbos, Haspere is Romaanse vorm

Breust (buurtschap bij Eijsden)

Bruest, Brust, Brust is afgrond, steile helling

Gronsveld - Grondsveld, Gronsele, Groesselt, Grunfelt, 1063 Grueles, 1111 Grule, 1024 copie 12e eeuw Groslas, ca 1089 de Gruosles

naam: afleiding van groes, groos, niet omheind grasland, hooiweide.

Mesch - 1178 Messau 1253 Meske, 1291 Meschau, Waals: Mexhawe, Mehawe

naam: Meskawe waarin ahwjö, land aan water; duiding eerste lid ontbreekt

Oost Maarland - 1163 de Oies, 1183 de Hoies, 1237 Oes

naam: uit Augusta, Waals: awost

Rijckholt -

Gemeente Gulpen-Wittem

 

Gulpen -

naam: nederzetting aan de waternaam Gulp, bijrivier Geul; uit Gulja-apa, geulrivier

Berghem (Berchem) - 1286 kopie 1510 Berchem, 1339 Bergheym

naam: berg en heem (woonplaats, woning0

Billinghuizen - Billenhuizen

naam: huizen, nederzetting van de lieden van Bilo

Crapoel (Krapoel) - Krapault, Crapaalt

Euverem - Euvenheim

Ingber - Imber, 1840 Ingberg, Engber, Engmaar

naam Hier lag een riddergoed Hoenberg, nu geschreven als Hommerig;

Landsrade - 1840 Landsraad

naam: landsenrade, rode rooiing, ontginning van de persoon landso

Pesaken - Pezaken, Pesken, 1388 Peipsacken, 1397 Pypsacken, 1840 Pesaeken

naam: middelnederlands pypsack betekent doedelzak, veldnaam die perceel aanduidde.

Waterop 

naam: water en apa, rivier, stroom: zogenaamde apa-naam:

 

Epen -

naam: afleiding van apa, rivier, stroom, met suffix in – nederzetting bij rivier

 

Diependal -

naam: diep en dal

Eperheide

naam: heide bij Epen

 

Kuttingen -

naam: bij de lieden van de persoon Cotto

Terziet -

naam: Rausetum, Germaans Rausa, riet, rietbos

Eys -

naam: bij de rivier de Eyser, oudste vorm is Romaanse variant

 

Mechelen - 1133 de Mechluns

naam; Germaans magalunas, naar aangrenzend bos Malensbos (in 1208 Malone); betekent bij de grote machtige plaats

 

Nijswiller

-

naam: uit het Romaanse villare, boerderij, vernoemd naar de H. Dionysius. Alleen nog Nys in naam terug te vinden van Dionysius

Reijmerstok -

naam: ridder Reijmer, van Germaans Reinmar, beroemde raadgever;

Slenaken -

naam: wellicht uit Slediniacas, nederzetting toebehorende aan Germaans persoon Slado; Slede, dal, helling, woning aan helling

Beutenaken -

naam: Butiniacas, Butiniacum, een Romaanse afleiding van een Germaanse persoonsnaam met als betekenis nederzetting toebehorend aan Buto

 

Heijenrath -

naam: Heide, onbebouwde, met heide begroeide zandgrond, en rode, rooiing, ontginning

Wahlwiller - 

naam: Wahl, Waals, Romaans (kelten=walen), Romaanssprekende. Willer van Romaans villare, boerderij.

Wijlre -

naam: uit Romaans villare uit villa, boerderij

 

Beertsenhoven -

Elkenrade -

naam: rade, rooiing, ontginning van de persoon Aliko

Etenaken -

Stokhem -

naam: uit stok, boomstam, rijshout en heem, woonplaats

Wittem -

naam: de witte ham, ham is een hoek hoger land, uitspringend in overstromingsgebied

Cartils

-

naam :uit vulgair Latijns cortilis, bij een curtis, hofstede, behorend

 

Partij

-

naam : uit RomaansTortata, Latijn Tortus, bocht, kromming

 

Gemeente Heerlen

 

Heerlen -

naam: Germaans Harja, leger en wala, Latijns vallum, wal;

Hoensbroek-

naam: broek betekent moeras. Hoet tzo Broeck: naam van een aanzienlijk geslacht. 1360 Herman Hoen liet hier een ‘stercke huysinghe’ bouwen

 

Gemeente Kerkrade

 

Kerkrade -

naam: rode betekent ontginning; de oude naam 1108 Rode, 1219 Rodhe kan zowel kloosterrade als Kerkrade aangeduid hebben. 1104 stichting abdij; dorp en kerk bestonden toen al. Kloosterrade is verdrongen door Rolduc, Rode le duc, Franse vertaling van Herzogenrath. 1280 Rode ducis, de hertog van Limburg

 

Bleijerheide -

blei: lood of middelnederlandse blide, oorlogswerktuig

 

Chęvremont -

naam: (Luiks Chevremont: 844 kopie 1191 Capremons, geitenberg);

Haanrade -

Spekholzerheide -

naam: van Middelnederlands spechout, zacht hout, spint

 

Terwinselen -

naam: Latijns vinicella, kleine wijngaard

Gemeente Landgraaf

 

Landgraaf

naam: prehistorische landgraaf, gegraven droge gracht

 

Schaesberg -

naam: werkwoord scheizen (scheiden), stenen halen;

Ubach over Worms 

naam: dorp aan moeras, beek; Ubeche, Ubeyke, Ubac, Ubach.

Waldbach, bosbeek

 

Abdissenbosch -

Rimburg

-

De oudste vermelding van het kasteel dateert uit 1278. De naam luidt dan Rincberghe. In de loop van de daaropvolgende eeuwen vinden we de navolgende variaties: Ringberg, Rengberg, Rincberg, Rencbergh, Rencberghe, Rengelberg, Rengelborg, Ringelberge, Rinckberg, Rentborgh, Ryntborgh, Remberg, Rimborgh, Rengborgh, Rimburg, Reimburgh, Ringberg, Rimborgh, Rinborgh, Ringbourgh, Rimbourg, Rimborg en sinds 1820 Rimburg.

 

naam: burcht in een ring, Renkberg. rim, van ring. De eerste lettergreep "Ring" geeft aan dat het inderdaad een ring was, nl. een ring van grachten en wallen, die om de burcht (burg) lagen. Oude naam: Brokkelze

 

Gemeente Maastricht

 

Maastricht

  

naam: uit Romeins Traiectum, Trjectum ad Mosam of Mosae Traiectum; een doorwaadbare plaats in de rivier de Maas. Tussenvormen: Trecta, Trectis, Treiiectum, Trega, Treit, Tricht, Triieto, Masetreit

 

Amby -

naam: Gallo-Romaans Ambiacum, toeborende aan keltische persoon Ambius; of Germaan ambo;

Sint Pieter -

Wolder

-

naam: wolder uit Romeinse villare, boerderij

 

Borgharen

-

naam: Latijns curtim, hoeve; Germaanse haru, zandige heuvelrug. Borg is kasteel ter plaatse (sinds 15e eeuw toegevoegd aan naam)

Itteren 

naam: waternaam itter, Baskisch iturri, bron

 

Gemeente Margraten

 

 

Margraten

-

naam: 1248 Sante Marien Rod, 1350 ad Sanctam Maria ad Gradus, apud Sanctam Margaretam

;

naam: kerk je gesticht op heuvel vanuit Gulpen – plek kreeg naam Sancta maria ad Gradus (Maria op de berg); Maria kan merge zijn geworden en rade, rode, ontginning, rooiing; mare is Romeins zee, en graet middeleeuws voor trap (tov Termaar aan het water) een trap hoger.

 

’t Rooth - 1368 Roet, 1377 troet

naam: rode, kappen bossen

 

Groot Welsden -

naam: dal van de welp, jonge wolf; Germaans wippelsdal, begraafplaats

 

Banholt -

naam: holt, bos, banwoud, bos waar alleen de koning mocht jagen

 

Bemelen -

naam: lo, bosje op zandgrond; B(i)ele-male: gerichtplaats boven op de berg

 

Cadier en Keer -

naam: oorspronkelijk namen voor een en hetzelfde dorp. Cadier is Waals voor de dialectnaam Keer. Keer behoorde tot Heer, en Cadier tot heugem in de heerlijkheid Daelhem. In 1828 samengevoegd. Beiden namen uit Romaans calidarium, een plaats voro warme baden. 

Berg -

Eckelrade -

naam: persoon Agilo in combinatie met rode, ontginning

 

Sint Geertruid -

naam: vernoemd naar Gertrudis uit Nijvel

Bruisterbosch -

naam: bos van Bruest, stichting vanuit Breust bij Eijsden

Herkenrade -

naam: is samenstelling van Herke komt voort uit (Hariko) en rode, ontginning;

Libeek -

Moerslag -

naam: moer is drassige grond, moerslo duidt op weg door drassig gebied

 

Mheer -

naam: van Oudnederlands mere, meer, afgesneden rivierbocht

 

Noorbeek -

naam: noord en beek, gelegen aan de beek

 

Schilberg -

naam: mogelijkheid romaans bacellus, kleine beek

 

Scheulder -

naam: er was een gasthuis voor de H.Geest-armen, die daar konden schuilen (sjoelen) 17e eeuw; Sjoelen werd Sjuuëlder en Scheulder

 

Gemeente Meerssen

 

Meerssen -

naam: afleiding van Maris-oniu, aan de moerassige beek;

Weert (bij Meerssen) -

naam: Germaans waritha, riviereiland

 

Bunde -

naam: Germaans biwanda: omheind stuk;

Kasen -

naam: Latuin casas: huizen;

Voulwames

-

naam: Zuid-Limburgse vuilwammes : veenachtig, moerassig, laaggelegen land, vuilnis;

Geulle -

naam: van de rivier de Geul

 

Moorveld

Waalsen

 

Rothem -

naam: rode en heem, woonplaats op de ontginning

Ulestraten -

naam: samenstelling van oele, laaggelegen, vochtig en straten;

Gemeente Nuth

 

Nuth -

Hulsberg -

naam: met hulst begroeide berg

 

Aalbeek -

naam: ole, ole, laaggelegen vochtig land

 

Arensgenhout - Arensgehnoud, Arendsgenhoud, 1383 Gen Holt, 1840 Arendsgenhout; kortweg ook gen hout

in 1383 kwam Gen Holt aan Arnold zoon van Francke Struver van Bunde

 

Schimmert - 11e eeuw kopie 18e eeuw de Scinmottera, 1152 Schinmortera

naam: Romaans mortarius modderpoel, schin is waternaam; schimortera in 847 – bezit van de abdij van Reims; 50 voor Christus nederzetting van Sunici of Schineks

 

Haasdal - 1190 Hafkesdale, 1217 Hauekesdale, 1840 Haesdal

naam: dal van de havik

 

Vaesrade - Vaasrade, 1139 Wastrode, 1274 Voisroden, 1840 Vaasraad

naam: uit St. Servaas-rade niet ondersteund; wast: uit Latijn vastum, woeste grond, rade, rode is ontginning

 

Wijandsrade - Wijnandsraede, 1350 Rode, Winantsrode, 1377 Roede wynandi, 1457 Herwynantsraide

naam: rode, ontginning van de Bongard, 14e eeuw Heer van Winandsrade

 

Gemeente Onderbanken

 

Onderbanken - naam: rechtsprekende college’s – schepencollege 14e eeuw

 

Schinveld - 1180 in uilla Schinneuelt

naam: van veld, woeste, vlakte met waternaam Schin

 

Bingelrade - Bijgenroodt, Bygenrooth, Bengenrooth, Bingenrooth, 1263 Bingehenrode, 1274 Bengerade, 1577 Bingelrath

naam: persoonsnaam Bingo en rade, ontginning

 

Jabeek - Jaebeek, 1144 apud Labeche, 1190 de Hiabeke

naam: vgl. Belgische Jabbeke, in 1069 Labecca, in 1003 Latbeka, 988 Getbecca, samenstelling van gat, gat, hol, doorgang

 

Etzenrade - Etzenrath, Etsenrade, 1140 Evenzenrode, 1144 apud Euecenrode, 1359 Etsenrode

naam: persoonsnaam Evezo, Evizo en rode, ontginning

 

Merkelbeek

naam: ontleend aan de beek Merkel

 

Gemeente Schinnen

 

Schinnen - 1164 Schinne, 1208 Scinne, 1211 Skines

naam: waternaam verwant met skin, schijnen, schitteren

 

Amstenrade - 1223 Osterode, 1274 Ans tenrode, 1298 Ans tenrode, 1840 Amstenraedt

naam: persoonsnaam Ans to met rode, ontginning

 

Doenrade - Doenraede, 1395 Duedenrode, 1440 Doidenrode, 16e eeuw Doenroede, 1840 Doenraad, 1883 Doenrade

naam: persoonsnaam Dodo en rode, ontginning

 

Oirsbeek - 1883 Oorsbeek

naam: beek de Oir of Oëre

 

Puth - Put

naam: afkomstige van waterputten

 

Sweikhuizen - Sweijkhuizen, 1660 Sweyckhuysen, 1840 Sweijkhuijsen

naam: Zweihuizen, twee huizen; Sweyck betekent zwaag, weiland; huizen:nederzetting bij weideplaats; 1280 boerderij met de naam Sveiga

 

Gemeente Simpelveld

 

Simpelveld - Simpelfeld, 1155 kopie 13e eeuw Semplouei, Senplouoir, 1170-1180 Simplevei, 1213 Saintplouoir

naam: uit Gallo-Romeins Sempervivetum, altijd groen, vervormd tot simpel veld; Waals Saint Plovoir, heilige regen; waarschijnlijk niet: Simploviacum, toebehorende aan de persoon Simplovius

 

Bosschenhuizen - Buschenhaus, 1378 Busgenhusen, 1454 Busscherhousen

naam: huizen, nederzetting bij of in het bos

 

Bulkemsbroek - 1330 Bulluchem, 1373 Bullinkeym

naam: betekent broek, moerassig land, behorende tot plaats Bulkem, heem, woonplaats van de persoon Bullo

 

Bocholtz - Bucholz, Bocholz, 1215 in Bugholte, 1253Bukehout, 1487 Bucholtz, 1840 Bockholtz

naam: beukenbos

 

De Huls - 1454 in die Heuls

naam; hulst plantnaam

 

Gemeente Sittard-Geleen

 

Sittard - 1147 Sitter, 1157 en 1186 apud Siter, 1135-1180 de Sithert, 1180 Zittart, 1215 Sittere, 1230 Sittert, 1335 Zyttert, 1360 Sittren, 1401 Sitttart, 16e eeuw Sittard

naam: uit Oudhoogduitse sîte, bergflank, of hoogte (nabij water); virtuele reis door de tijd: www.historiesittard.nl

 

Geleen - 1148 1175 Glene, 1201 Glene

naam: waternaam, betekenis schoon, glanzend

 

Daniken - 1253 Danheike, 1276 Danechehem, 1442 Danekem

naam: uit Germaans Daningaheim, woonplaats van de lieden van persoon Dano

Lutterade

naam; kleine rade, rooiing, ontginning van bos

 

Born - 1125 Burne, 1150 kopie 13e eeuw Borne

naam: iut Germaanse brunnan, bron

 

Buchten - 1031 Butines, 1147 Buhthe, 1170-1180 Buhtene

naam: bocht, wordt in het dialect buchten, gesloten omheining

 

Enighausen - 1496 Einichhusen, 16e eeuw Einickhuysen, 1566 Eyechensen

naam: Enichoven, hof van de lieden van de persoon Eino

 

Grevenbicht - 16e eeuw Sgrevenbicht

naam: aan de graaf (van Gulick) behorende bicht; bicht: afleiding van bihegan, omtuinen, met haag omgeven

 

Guttecoven - Guttenkoven, Guteckoven, 1296 Gutochoven, 1535 Guttinckoven, 1840 Guttekoven

naam: persoonsnaam Gutto en hoven, woning

 

Holtum 

naam: hout-heem, nederzetting in het bos

 

Limbricht - Lummerich, Limmerich. Limborg, Lymbourch, Limburg, Limporghe, 1246 Lemburg, 1288 Lemborgh, 1296 Lymbruch, 1326 Lumburg, 1352 Lemborg, 17e eeuw Lembricht, Limmericht, Limberich

naam: burcht aan het water, de Lin (water,beek); lintbeek; Sterke woning op heuvel

 

Munstergeleen - 1202 Muonsterglene

naam: munster uit Latijn monastrioum, klooster; glene: waternaam, betekenis schoon, glanzend

 

Obbicht - 946 en 11e eeuw Biettine, 1034 kopie 1700 Bietha, 1071 ij villa Bietine, 1840 Obbigt

naam: bicht, afleiding van bihegan, omtuinen, met haag omgeven

 

Schipperskerk

naam: naar hier gelegen schipperskerk

 

Gemeente Stein

 

Stein - Steijn, 1263 de Steyne

naam: steen, kasteel

 

Berg - Berg aan de Maas

 

Elsloo - 1002 kopie 12e eeuw Elisla, 1111 de Eleslo, 122 kopie 14e eeuw Elslo

naam: Oudnederlands Elis, els met lo, bosje op hoge zandgrond

 

Catsop - Katsop, 1361 Catsop, 1398 van Kaytsappe, 1840 Castrop of Catsop

naam: apa, rivier, stroom verbonden met kaatsj, Rijnlands Katsch, slijm, afval

 

Meers - Grote Meers, Groot-Meers, Meers-Elsloo

 

Urmond - Eurmond, 1153 Ouermuonte, 1166 Ouermunthe, 1166 Overmunte

naam: in samenhang met Roermond; munte of munde, vluchtheuvel of versterkte heuvel; mond: monding (voor Roermond: aan de monding van de Roer)

 

Gemeente Vaals

 

Vaals

-

1041 kopie 13e eeuw, 1066, lll8, 1137 Vals, 1133 Uals, 1202 of 1203 Vaus, 1222 Valls, 1223 Valls, 1229 Vayls, 1230 Voyls, 1238

; Uals, 1250 Vals, 1258 Wals, 1264 Valls, 1266 Volse, 1266 Voleest, 1280 Vals en Vallsz, 1286 Wals, 1295 Valls, 1300 Volls, 1308 Vaels, 1313 Volz, 1322 Voels, 1323 Valls, ca. 1320-1345 Valls, ca. 1320-1396 Voels, 1325 Voels, 1340 Vayls, 1350 Valltz, 1356 Voltze en Volze, 1361 Vols en Voyls, 1375 Valls, 1380 Voels, 1435 Vollst, 1441 Waelst, 1454 Valls, 1515 Baels, 1553 Voelst, 1558 Volst, 1590 Vals, 1592 Vaels, 1615 Vols, 1630 Vaels, 1688 Volsz

naam: Vaals, van vallis Latijn voor dal; valles, voor dalen, falisa, voor Fels, rots, berghelling; Vaals, wijngaard tegen helling van Latijns vallum, steunmuur, Vaals als Vols, Keltisch voor hoofd, bron van rivier; Vaals als valk

 

Holset

-

1252 Hoseith, 1266 Holosette, 1280 Holseize, 1286 Holsit, 1300 Holseit, 1302 Hosyt, 1321 Hulsit, 1320 Hulsit, Holsitt, 1665 Holseth

naam: uit Romaanse Hulisetum, hulstbos; Germaans Hulisithi, hulstbos minder waarschijnlijk

 

Lemiers - 1055, 1202, 1219, 1252 , Lumirs, 1252 Lummirs, 1261 Lumiers, 1320-1345 Lumeirs, 1320-1396 Lomers, 1322 Lomirs, 1325 Lomeyrs, 1375 Lymier

naam:  uit Limarias, Latijns limus, slijk, slijkige plaats

;

lumara, archaďsche waternaam

 

Vijlen - 1016 Uillam, 1041 kopie 13e eeuw Villarus, Vilaris, 1179 Vile, 1224 Vilen, 1320-1345 Vilen, 1320 Vylen, 1352 Vilen, 1357 Wylen, 1415 vilen, 1564 Vylen, 1665 Vylen, 1840 Vijlen

naam: van Latijnse villa, boerderij; villare bij boerderij horend

 

Camerig - 1323 Caudenbergh, 1384 Kaldenberch, 1320 Jaydenberg, 1356 Caudenberg, 1665 Caumbergh

naam: koude berg

 

Cottessen - Kottsen, 1325 Quoithusen, 1341 Quoythusen, 1373 Koythuysen, 1384 Quoithusen, 1665 Quoodthuysen

naam: kotten, kleine hoeven, of huizen van persoon met naam Quoit (de kwade). Deze naam kwam als familienaam voor

 

Harles - 1120, 1323 Harleis, 1323 Harlis, Harle, 1330 Hairlis, 1356 Harles, 1320-1345 Harlis, Harleis, 1320-1396  Harlis

naam: uit Hariliacas, Romaanse afleiding van een Germaanse persoonsnaam, Harilo

 

Mamelis - 1243 Mamelines, 1384 Mameles, 1501 Mamelyss, 1665 Mamelis

naam: uit Mamilliacas, nederzetting behorende aan persoon Mamilo

 

Melleschet - 1323 Mellence, 1341 Mellinchin, 1356 Melletzen, Mellesheym, Millesheym

naam: heim, heem, woonplaats van Mello

 

Rott - Rot, 1665 Rodt, 1840 Roth

naam; rode, rooiing, ontginning

 

Gemeente Valkenburg aan de Geul

 

Valkenburg - Fauquemont, 1041 Falchenberch, 1075 kopie 17e eeuw Valchenburg, 1096 Falconbere, 1901 Valkenberg, 1904 Valkenburg

naam: persoonsnaam Falco; burcht van Falco, of van de valk

 

Berg

 

Geulhem - 1312 Geulem, 1840 Geulem

naam: hem, woning aan de rivier de Geul

 

Terblijt - 1325 Trempyt, 1444 Trumblyt, 1655 Blyt

naam: uit Romaans Tremuletum, trilpopulierenbos

 

Houthem

-

1096 Houlten ante Falcombere, 1130 Holtzheim juxta Mersene, 1140 Holtheim, 1157 Holthem, 1182 Houthem, 1217 Holtheim, 1244 Houtheym, 1297 Houthem, 1381 Hoithem

naam: woonplaats in bos; holt, bos, heem, woonplaats

 

Schin op Geul - Schin op Geulle, 11e eeuw kopie 18e eeuw Schina, 1147 Sch(i)nna, 1883 Schin op Geul

naam: nederzetting aan waternaam Schin

 

Walem - naam: heim-naam (vermoedelijk Karolingisch)

 

Sibbe - 1307 Cybde, 1316 Cypde, 1352 Sypde, Zibde, Siepde, Tsipde, 19e eeuw Subbe

naam: Romaans cippeta, uit cippus, jonge aanplant; sibbe betekent ook verwantschap

 

Oud-Valkenburg - 16e eeuw Alden Valkenborch

naam: naar het slot uit 1087

 

Gemeente Voerendaal

 

Voerendaal - 1065 kopie 1330 Furentele

naam: waternaam voer en dal, laagte of van Furenthela, dichtbevolkte Romeinse nederzetting

 

Kunrade - 14e eeuw Konnenrade, 1559 Conraedt

naam: persoonsnaam Kuno met rode, ontginning

 

Klimmen - 11e eeuw kopie 18e eeuw de Clumena, Clumna, 1138 Cluma, 968 Glumam

naam: behorende bij het Romaanse columen, hoogte, top

 

Weustenrade - 1420 Woestenroede, 1435 Wustenroede

naam: woeste rode, ontginning

Ransdaal

 

Ubachsberg - 1234 Ubac, 1840 Ubagsberg, 1883 Ubachsberg

naam; berg, heuvel bij Ubach; U, ouw, ooi, water, waterland, nat weiland samen met bach, beek

 

bronnen:

 

F.v.d Hoven, de Topografische gids van Nederland Amersfoordt 1998

F.v.d. Hoven, Op ontdekkingstocht door Zuid-Limburg , Leerdam 2003

G. van Berkel, K. Samplonius, Nederlandse plaatsnamen. De herkomst en betekenis van onze plaatsnamen, Utrecht 1995

A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden 1839-1851

L.van Durme, Galloromaniae Nerlandicae submersae fragmenta, Gent

H.J. Moerman, Nederlandse plaatsnamen, een overzicht, Leiden 1956

R.E. Künzel, D.P. Blok, J.M. Verhoeff, Lexicon van de Nederlandse toponiemen tot 1200, Amsterdam 1989

 

TWEETALIGE NAMENPAREN  Zuid-Limburg en de grensstreek

Jalhay/Duits Gellet, Platdiets Je'let (ca. 1131? ialehai; (1130-31) kop. 13de eeuw geleaith, TW, 540), in oorsprong een Germaanse naam met Germ. *haipjo- f. ' heide' als tweede element

 

Héstreu/Heisterberg in het Hertogenwald zelf te Membach ( Boileau 1971, 356), bij Germ. *hais-dra- m. 'heester, jonge beuk' ; Hevremont/Heimersberg ( 1442 heymersberge ; 1532 heivermon) te Limbourg en Goé (Wintgens 1988, 22 en 26)

 

Goé/Gülke, NI. Geuleke ( 1145 goleche; 1399-1400 golheis, Boileau 1971, 350), een naam die Galloromeins -iacum, resp. Germ.-Rom. –iacas suggereert, zie voor een verklaring Herbillon 1986, 61;

 

Limbourg/Lemborch, Platdiets 'Lemerech (1442 lymborch, Wintgens 1988,22)

 

Villers ( 1388-90 wylre; 1403 villers) te Bilstain (Boileau 1954, 469), resp. het Germaanse en het Romaanse eindprodukt van Galloromaans villarem ' hoeve'

 

Baelen/Bęlou (888 kop. ca. 1191 bailus; 1128 kop. einde 13de eeuw bale, TW, 96 en 159), door Gysseling verklaard als "Galloromeins bacutawum 'palissade' ?". De naam komt meer voor in Frankrijk, zie Grohler, Ü, 363 en Dauzat & Rostaing, 47 (met Baillou [dep. Loir-et-Cher] 796 baliau ), die andere verklaringen voorstellen; zie nu Herbillon 1986, 13 : Baelen < Rom. *betulletum 'berkenbos', wat evenwel op tal van bezwaren stuit

 

Eupen/Néau (1213 oipen ; 1365 naus), met onduidelijke etymologische samenhang, zie Boileau 1954, 345; Boileau 1971, 337-339 en Boileau 1972, 80, waar herhaald wordt dat beide " varianten " aanvankelijk afzonderlijke stadsdelen kunnen hebben aangeduid

 

Henri-Chapelle/Hendrik-Kapelle en Op-Kapel ( 1172 heinrici capelIa; 1477 heynrichs cappellen, 1498 banck van cappellen, Boi1eau 1954, 448 en Wintgens 1988,130)

Lontzen (1076, 1098 loncins. 1470 lonchinez; 1275 luncin, 1283 Iynsen, Lunikos), wat uiteraard doet denken aan Loncin [prov. Luik] (1127 kop. 13de eeuw luncinz, Herbi11on 1986,95), met eerst een Romaanse en later een tweetalige verschijningsvorm

 

Montzen NI. Montsen ( 1075 munzhic; 1216 monces, 1497 monchyns, Boileau 1954, 202 ), uit Galloromeins *montüicum ' fundus van Montius’ met Duitse evolutie -iacum > -ich, met Romaanse -iacas > -es; de uitgang -yns lijkt van latere tijd te zijn en vertoont uiterlijk samenhang met die van Lontzen: -ins (zie hierboven)

 

Val-Dieu/Godsdal (1216 vallis dei; 1340 goidsdale, Boilau 1954, 156) te Aubel, zelfeen prehistorisch hydroniem : (1141-78) albela uit IE *albhalü, bij IE *albh- 'schitterend, wit' (Gysseling 1982-83, 55), met Romaanse evolutie al > au vóór kons., maar met Germaans aanvangsaksent, wat op latere germanizering wijst

 

Saint-Jean-Sart (1213 sartum sanctijohannis ; 1935 Sint Jans Raedt, nu Sint-Jans-Raat, met raedt 'rooüng', Boileau 1954, 154), in het Platdiets Sentjanster, eveneens te Aubel

 

Homburg (1070 kop. 13de eeuw hunborc, TW, 507 ), verfranst tot Hombourg en in Platdietse mond Homerech, dus beslist geen oud doublet

 

Aubin/Platdiets ' Elbele te Neufchateau ( med. dr. L. Wintgens)

Wodémont/Waldenburg te Neufchateau ( 16de-17de eeuw) (med. dr. L. Wintgens)

 

Visé/Wezet ((877-79) in vico viosato; 1062 einde 11de eeuw wivsehel, TW, 1018) aan de Maas, waarvan het tweede element mogelijk hetzelfde is als in de naam Ze1zate : Onl. sate ' woonplaats' en het eerste element typische w/v-tegenstelling reveleert

Bombaye/Bolbeek, Platdiets Bombelech ( 1108 bubais; 1147 bulsbeke, TW, 161), volgens Gysseling uit Germ. *bulnas baki- m. 'beek van de stier'

 

Warsage/Weerst, Platdiets Woesch ( 1155 kop. 13de eeuw warsage; 1202 werste, HerbilIon 1986, 172), met een Germaans etymon als uitgangspunt

 

Voeren/Fourons aan de Voer, een bijrivier van de Maas, vgl. 's-Gravenvoeren (966 kop. ca. 1191 furon ), met als basis IE * pura bij IE *( a)pew 'schitterend, uitbuigend' (Gysseling 1982-83, 38) ; vgl. Le Foron [H. Savoie] ( 1185 fluvius qui dicitur furuns ), met andere verklaring door Negre (p. 1085)

Remersdaal/Rembierval (ca. 1050 kop. 11 de eeuw de reinbretesdalo; 11de eeuw ca. 1191 in regenberti ualle, 'het dal van Raginaberht', TW, 834)

 

Veljaren, Platdiets Vel'oore (1273 wilhonriw ; 1562 viljaren. 1638 williavoren uit Romaanse persoonsnaam wiljon + riwe (Lat. rďvus), Boileau 1971, 405, in het Romaans bewaard gebleven

Berneau/Bern, Platdiets Bién (1312 berne, bern; 1359 bernauw, Herbillon 1986, 17-18), met mogelijk een Germaans etymon.

 

Moelingen/Mouland (1063 kop. 14de eeuw mullanz; 1157 mulingia, Herbillon 1986, 111 ), uiterlijk een Genn. -inga-naam, volgens Gysseling ( 1983b, 22) evenwel uit prehistorisch IE *mulankion.

Tot hier de taalgrens tussen de Yesder in het zuidoosten en de Maas in het noordwesten. Wat deze twee hydroniemen zelf betreft:

Yesdre/ Nl. Yesder, Duits Weser (915 kop. 13de eeuw ueserem (akk.) ; 1153 kop. wisera), met Rom. w > v in Fr. (> NI.), maar met Gennaans aanvangsaksent en ofwel Rom., ofwel Mnl. inlassing van -d- (uit IE *wesaris, bij IE *wes- ' schitterend, uitbuigend " zie Gysseling 1982-83, 54)

Meuse/ NI. Duits Maas ( 52 v. Kr .kop. 9de eeuw mosa ; 772 of 776 kop. 1170-1175 masa, Künzel & Blok & Yerhoeff, 235-236), uit IE *mosZl', gegermanizeerd als *maso

 

Mesch/Mehawe ( 1178 messau ; 1253 meske) te Eijsden, met ondoorzichtige etymologie (Tummers 1962,63, 69), voor Gysseling (1983b, 20) uit prehistorisch *masikawon, bij het hydroniem *masika'.

Noorbeek, Platdiets Norhech/Nordehaye (1144 northeche ; 1436 nordehaie, Tummers 1962, 63) 'noord-beek', waarbij Germ. *haki- rn. zowel Germaanse als Romaanse evolutie ( bai( s) ) heeft doorgemaakt.

 

Eijsden (870 kop. 16de eeuw aspide, Schrijnernakers 1972, 109 en Künzel & Blok & Yerhoeff, 125, (1168-74) espede, espide ; 1213 haspere), volgens Tummers (1962, 61; 65) uit Genn. *asp-ithja- 'espenbos', waarvan de Romaanse evolutie geen umlaut vertoont (indien er overigens een reëel verband tussen beide namen bestaat )

Gronsveld ( 1063 grueles ; 1127 grunsele ), volgens Tummers van *groesele, bij *groes 'hooiweide' (Tummers 1962, 62, 67; Künzel & Blok & Yerhoeff, 156)

Heugem ( 1155 hoin; 1157 hogehem) te Maastricht, met hoin als bewijs van onmiddellijke Romaanse integratie (Tummers 1962, 62, 68)

 

Cadier en Keer ( 1266 cadiers ; 1440 kayers- ), denkelijk uit Rom. *cal(i)darias (Tummers 1962, 37, 39) 'complex van wanne baden', waarbij Gennaanse evolutie onder aanvangsaksent tot kajer > kejer > keer heeft geleid ( maar dat laatste is wat onzeker)

Maastricht ( ca. 575 kop. 7de eeuw ad treiectinsem urbem,(768-781) trüect; 1151-52 mastreit, TW, 646-47), met als Romaanse evolutie: Lat. traiectum ' overgang' > ( ca. 800) * trejext > * trejejt > * trejeit  1158 trit, Negre,363), dus uit een e die zich later evenmin heeft geopend.

Namen als Sint-Geertruid en Sint-Pieter [Maastricht] ( 1294 sente pietre; 1312 zente peter, Tummers 1962, 63) zijn niet erg bewijskrachtig voor werkelijke lokale tweetaligheid.

Eys (1193 hanzon; 1287 eyse) te Wittem, een duistere naam, ook na Tummers 1962, 61, 64-65; vg1. nu echter Gysseling 1983b, 22 : uit prehistorisch IE *kanakion.

Gulpen/Galope ( 1161 kop. 13de eeuw golepe ; 12de eeuw golopia ), bij de prehistorische riviernaam Gulp, uit IE *ghalapa" bij IE *ghal-' schitterend, uitbuigend' (Gysseling 1982-83, 49)

Epen te Wittem ( 1041 apine; 1075 epeno, Tummers 1962, 62), uit een prehistorische waternaam, zie Gysseling 1983b, 19 (maar het is mogelijk dat wij in de oudste vorm voor z.g. "etymologische spelling" i.p.v. voor een reële Romaanse vorm staan)

Malensbos [Vaals] (1208 malone, 1656 malens-, Tummers 1962, 63), waarvan het volgens Tummers en Gysseling 5 km noordwestelijker gelegen Mechelen [Wittem] de Germaanse afsplitsing kan zijn (Tummers 1962, 68). Deze laatste naam heeft, blijkbaar in een later stadium, zelf een Romaanse uitgang ontvangen: 1133 mechluns tgov. 1243 mechilne (Tummers 1962, 63 ), vgl. in dat opzicht hieronder de namen Montzen en Moresnet

 

Simpelveld ( 1137 simplevei ; 1343 simpelvelt, Tummers 1962, 29 ), zie verder hieronder, een mooi voorbeeld van dubbele evolutie: op zijn Romaans en, onder verplaatst aksent, op zijn Germaans met reďnterpretatie

 

Valkenburg (1041 falchenberch ; 1122 monsfalconis, 1131 falconmont, Tummers 1962,64), volgens Tummers (1962,70) als kasteelnaam binnen taalgrenskontekst onbelangrijk.

Vraagtekens moeten worden geplaatst bij Chevremont  (1396 schaveymont; 1615 kaffenberg, een semi-vertaling ?) te Kerkrade (Tummers 1962, 53), waarin op het eerste gezicht schavey- < Rom. *excavatum schuilt (Tummers 1962, 55), maar wat een migratienaam kan zijn, vgl. 1215 schovemunt te Aken en vooral (het stamtoponiem?) Xhovémont onder Luik, zie voor de etymologie Montécouvé (1190 apud montem scouatum, TW, 709, vgl. Ofr. escové 'naakt,  blootgemaakt') en over de problematiek Boileau 1971, 138 n.a.v. Schevémont te Hombourg.

Uit het bovenstaande blijkt dat in schier alle oude plaatsnamen uit het zuiden van Nederlands-Limburg tweetalige evolutie aantoonbaar is. Ook geldt dit volgens Tummers voor Oost (870 augstchirche ; 965 emend., Tummers 1962, 77, 80, zie echter de bezwaren geopperd door Schrijnernakers (1972, 112-118) en het variantenapparaat van Oost bij Künzel & Blok & Verhoeff, 272) en Caestert (1325 calfstert; 1326 cawester, Tummers 1962, 49), beide te Eijsden.

ANDERE ROMAANSE PLAATSNAMEN

Amby (1145 ambe, 1157 ambeia), mogelijk de Gallische persoonsnaam ambios of de Germaanse persoonsnaam ambo + het suffix -üicum, op zijn Romaans geëvolueerd (Künzel & Blok & Verhoeff, 65), maar: nu andere verklaring in Gysseling 1982, 37 : IE hydroniern *ambheia.

 

Kasen ( 16de eeuw casen) < Rom. * casas ' huizen' te Bunde, met wisseling Rom. -as > Germ. -um (Tummers 1962, 44, 45), evenwel mogelijk Laat-romeins

 

Rivieren ( 1420 ryveren) < Rom. * rďparüis ' gronden aan de oever' te Klimmen (Tummers 1962, 38).

 

Vernelsberg ( 1323 vernelsberg) te Wittem, met als eerste lid Rom. *vernellam, *vernellum bij Gall<?romeins *vernus 'els' (REW, 704), althans volgens Tummers 1962, 73, 76

 

Kerperbos (14de eeuw nemore de kerpena) te Vaals, mogelijk bij Rom. *carpinum 'hagebeuk' (Tummers 1962, 77, 78), mogelijk Laat-romeins

 

Harles  (1120 harleis), uit Germ.-Rom. *harilüicas, persoonsnaam harilo + -üicas, met Romaanse klankevolutie, te Vaals (Tummers  1962, 29, 31, volgens Gysseling)

 

Vaals (1041 kop. 13de eeuw vals) < Rom. *valles 'dalen' (TW, 991)

 

Schilberg ( 1370 bitseelsberch) te Noorbeek, met als eerste lid mogelijk Rom. *bacellum 'beekje' (Tummers 1962, 73, 75)

 

Hurpesch (ca. 1350 hortpes, 1374 hortebise) te Wittem, een heurtebise-naarn ( heurter ' stoten' + bise ' noordenwind' ), die volgens Tummers naar struktuur niet veel ouder dan de 12de eeuw kan zijn (Tummers 1962, 77-78), maar dat mogelijk wel is

 

Melleschet  (1323 mellence, 1341 mellinchin) te Vaals, volgens Tummers uit *mellinkem < Onl. *mellingheim ( vgl. Bevekom/Beau-ingahaima-naam, zonder spoor van een variant met ongestoorde Germaanse evolutie

 

Vijlen ( 1016 uillam, 1179 vile) < Rom. *vďllam ' bewoond oord, hof' te Vaals (Künzel & Blok & Verhoeff, 377) met dentilabiaal geworden Romeinse w

 

Lemiers (1202 lumirs) te Vaals, door Tummers als Rom. *lďmarüis, bij Lat. lďmus 'modder' (Tummers 1962, 37, 40), door Gysseling als * lumarüis , bij het substraatwoord * lum- ' modder' uitgelegd (Gysseling 1983b, 25)

 

Mamelis (1243 mamelmes, 1384 mameles, 1392 maemlois) te Vaals, door Tummers verklaard als een -üicas-naam, met Romaanse klankevolutie ( Tummers 1962, 29, 31 ), maar, afgaand op de attestatie van 1243, veeleer een mansus-toponiem, *mamilon meis, latinizeerbaar als *mamilonis mansum ' tenure, hoeve van Mamilo'

 

Cartils (einde 12de eeuw kop. na 1192 curtils, 1325 cartils) te Wijlre (Künzel & Blok & Verhoeff, 201 ; Tummers 1962, 44-45), uit *cortďlës, de pluralisvorm van Rom. *cortďlem 'kleine hoeve'

 

Partij ( 1364 dae torteyde, 1589 opter tey) te Wittem, door Tummers verklaard als Rom. *tortatam bij Lat. tortus 'bocht, kromming' (Tummers 1962, 72-74), wellicht terecht, vgl. mogelijk de hoeve Tey é gen rei te Montzen (nled. dr. L. Wintgens).

 

Terwinselen ( 1396 van der winzelen ), wegens anlautende w wellicht Galloromeins en niet Romaans, vgl. Tummers 1962, 77, 81 : < *vďnicellam 'kleine wijngaard', zie evenwel Negre, 353 n.a.v. de naam Vincelles: < *vďni cellam 'wijnkelder' of een diminutief van Lat. vincam 'maagdenpalm'.

 

Evenmin bewijskrachtig voor Romaanstaligheid zijn :

Schaloen (1373 schaluyn) te Valkenburg. Het gaat hier immers om een naam die teruggaat op Ascalon, in 1157 door Boudewijn ÜI ingenomen in de tijd van de kruistochten (Tummers 1962, 75)

Schweiberg ( 1537 scheveyberch) te Wittem (Tummers 1962, 73 ), aangezien schaveie uit Rom. *excavatam een zeer ruim verbreid leenwoord was

 

De vier kolmont-namen (Tummers 1962, 53-57), traditioneel verklaard als Rom. *calvum montem 'kale berg', wat in zijn geheel een leenwoord met beperkte verbreiding of een migratietoponiem kan zijn geweest, vgl. Kolmont ( 1084 kop. 12de eeuw calmunt) te Overrepen bij Tongeren, TW , 569

 

De vier scharwier-namen, a.h. w .in een noordelijke boog gespannen om het gebied met de Zuidlimburgse Romaanse .plaatsnamen (Tummers 1962, 38, 40 en kaart op p. 84) : 1310 scerwyere ; 1253 scerwier; 1316 scarwirre, blijkbaar alle met aksent op de laatste Iettergreep, vgl. Swier uit Waals *cherwfre < Rom. *carrucariam 'ploegland'. Ter vergelijking nog te Racour : 1350 kirwire (Piton, 147), een vorm die eveneens in de richting van *carrucariam wijst. Zie over de belangrijke status van de cherruiers 'bezitters van een ploeg' Verhulst 1990,38. Hoe dan ook, meer dan een Nederlandse plaatsnaam op basis van een Romaans leenwoord kunnen de scharwier-namen niet voorstellen.

De indrukwekkende aanwezigheid van Romaanse plaatsnamen in de Limburgse zuidoosthoek vindt een verlengstuk in het aangrenzende Duitse gebied. Aken zelf en "Schovemunt" zijn hierboven al behandeld, Burtscheid volgt als Romaans kollektief op -etu hieronder. Kolrum (1215 platea que dicitur caelru) komt van Rom. *calvam rugam 'kale straat'.

Onder Laurensberg : Seffent ( 896 kop. ca. 1191 septem fontes ) , zeven bronnen', Vetschau (1215 vetzou), denkelijk uit Rom. *fiscavum 'bij een fiscus horend' en Schurzelt (896 kop. ca. 1191 de cirsoli), vermoedelijk uit Rom. *ceresiolum, bij cerasus 'kers', dus 'kersengaard' (TW, 1139). Zie voor Stockeide hieronder .

Ten zuiden van het territorium van de huidige fusiegemeente Aken bevindt zich dat van  Monschau/ Montjoie (1217 munjoje, TW, 707). De Oudfranse naam van deze plaats is evenwel op zichzelf niet bewijskrachtig voor plaatselijk Romaans taalgebruik. Hij stamt uit de riddertijd en is uit Frankrijk overgewaaid, vgl. Negre, Ü, 1118-1119, met 18 citaten,alle verklaarbaar uit Vulgairlat. montem gaudü > oi1 montjoie 'monticule servant d'observatoire, tas de pierres ou édicule pour indiquer le chemin ou pour garder un souvenir' ( FEW , VI ( 3 ), 90b ), frekwent als burchtnaam.

Wat Aken-Vaals betreft, mag worden aangenomen dat het Romaans er standhield tot omstreeks .800. Hierop wijzen een aantal evoluties van -etum en -iacum, -iacas. De historische hiaat die Tummers (1962, 92-93 ) suggereert, bestaat dus niet.

Over de gronden van de vitaliteit van het Romaans in Aken-Vaals lopen de opvattingen uiteen. In de lijn van zijn hiaat-teorie voerde Tummers Romaanse kolonizatie aan, meer bepaald vanuit de streek van Malonne bij Namen. Boileau meende te mogen konkluderen dat de Germaanse wig "Voeren en Gemmenich-Sippenaeken" in feite nooit een grendel is geweest, maar veeleer een "zone de transition" met een Romaanse "tradition toponymique" (zie Boileau 1971, 406, 409).

Om de levenskracht van het Romaans te Aken-Vaals te verklaren, loont een opsplitsing in vroeg-middeleeuwse en jongere Romaanse toponiemen. Tot de vroeg-middeleeuwse laag worden in eerste instantie afleidingen en samenstellingen gerekend, uiteraard op voorwaarde dat ze in de Galloromania of in de aangrenzende Germania geen noemenswaardige dienst hebben gedaan als zelfstandig relikt- of leenwoord.

Kettenis ( 1214 ketteneyt, 1318 chetegnees, zie vooral Herbillon 1971 ) kan worden geplaatst naast Cattignies ( 1106 kop. 12de eeuw catenüs) te Pecq bij Doornik, door Gysseling verklaard als Germ.-Rom. *cattim"iďcas, bij de Germaanse persoonsnaam catto (TW, 223 ). Kettenis evolueerde eerst op zijn Romaans, maar werd nog vóór de palatalizering van k vóór a in het Waals geďntegreerd, vgl. voor de evolutie van het suffix de naam Harles.

 

Moresnet (1041 kop. 13de eeuw morismahil, 1172 mormanil) komt van Rom. *mauri mansionďle 'huisje van Maur' (TW, 714), later ca. 1400 moressnoit, 1497 moresnyet (Boileau 1954, 234), dus met nieuwe

Romaanse franje -ëtu; vgl. misschien Morelmaison [Vosges] (1110 moresmansiones, 1187  moremaison), waarvan het eerste element door Negre wordt uitgelegd als "oil adj. fém. pl. mores' brunes, noires ", (Negre, 1414 ).

 

Libermé (1370 lyberme), te Kettenis bevat de Romaanse persoonsnaam Libert + meis (Lat. mansus) (Boileau 1971, 405).

 

Meuschemen (1403 muesschemen, 1533 mosschem; 1639 moxnez), te Baelen (Boileau 1954, 412), lijkt veeleer een Romaanse interpretatie van een Germaanse naam ( op -haima- ?) dan een dubbelnaam op -meis, zoals Boileau vermoedt (Boileau 1971, 350); hetzelfde geldt voor Vreuschemen (1314 vruseem, 1554 vruesschemen) te Baelen, zie Boileau 1951, 77-78.

 

Berlieren ( 1328 boven der herleren) te Hombourg, nu is een Rom. -7irlüs-naam, bij Lat. berula 'waterkers' (Boileau 1971, 398 ), vgl. Barliere (H. Loire) (935 villa quae dicitur berlerias ), zelfde verklaring door Negre, 260; over Berlotte te Eynatten volgt meer hieronder.

 

Masoster te Eynatten (Boileau 1954, 305) wordt door Boileau als een Rom. ster-naam (ster < Lat. stirpus 'rooüng') beschouwd, wat ongelukkig niet wordt geadstrueerd door oude attestaties.

 

Schimper (1355 chinpier) te Moresnet (Boileau 1971, 398) betekent zoveel als' hondse straat " zie s. v. Kerimes te Ronse; op het eerste gezicht zou men vermoeden dat J < ti, hier weergegeven door sch,  haar plaats in het Limburgse dialekt rechtstreeks vanuit het kontakt met het Romaans veroverde, vgl. de grafie sch [J] tgov. de op zijn Germaans "integrerend ontbindende" grafie ts, zoals in het Oostvlaams ( tsaertre < chartre)

 

Belven ( 1266 dien hof van bellevatz) is mogelijk een autentiek Romaanse plaatsnaam. Wij hebben echter niet kunnen nagaan of import hier mogelijk is: de naam .benoemde een groot domein van de Cisterziënzerabdij van Hoei te Walhom ( enclave) (Boileau 1954, 227). De etymologie is uitteraard Rom. *bella vallis f. ‘mooi dal’ resp. *bellus vallis / bellos valles (plur. akk).

Schevémont, recent Chevemont [fa've.mant] te Hombourg (Boileau 1971, 399), kan een migratienaam zijn (zie Schaveimont te Kerkrade).

Fossey, Platdiets Fo' sai te Hauset, van Rom. * fossatum ' gracht, omwalling' (Boileau 1971, 398), is denkelijk vrij oud, maar attestaties ontbreken; hetzelfde geldt voor (blijkbaar volwaardig Romaans) Godée te Hendrik-Kapelle, vgl. Boileau 1971, 199: "dénomination obscure", zie nu echter s. v. Godeie te Onkerzele.

Rünschen ( 1442 ronschen, 1556 reinsche) te Baelen, vgl. Waals roncene, ziet eruit als een afleiding van Rom. *rumicem (akk.) 'braam' (Boileau 1971, 400).

 

KeImis (1280 kelms, 1414 keimis, 1483 galmeiberg) Duits, vanaf 1920 ook in het Frans, La Calamine (Boileau 1954, 243-244 en Boileau 1971, 79), bevat Mnl. keimijn, een leenwoord uit het Mlat. : calamina 'zinkerts, galmei', dat er gewonnen werd (Camoy 1948-49,366), en lijkt een betrekkelijk jonge en geen Romaanse plaatsnaam te zijn; zie over de vormen Kalmis/Kelmis Boileau 1972, 83.

 

Van vele toponymische simplicia is het onmogelijk uit te maken hoe oud ze wel zijn. In een aantal gevallen kan de Romaanse historische fonetica enige opheldering verschaffen.

 

Op den Koord te Sint-Martens-Voeren (Boileau 1971, 400) is ouder dan de 17 de eeuw ( tot de 16de eeuw werd finale t na kons. nog gehoord, Bourciez, 151) en mag zelfs tot de Oudfranse periode worden gerekend ( Mfr. court tgov. Ofr. cort ' groot, open terrein, vaak omsloten en in de nabijheid van een groot domaniaal verblijf', FEW, Ü ( 1 ), 849 ).

 

Haviool, uit een dim. bij Rom. *cavZitam 'holle weg', te Hombourg (Boileau 1971, 399), dateert dan weer van na de Luiker-waalse overgang ti > h ( eerste attestatie 12de eeuw ). Alleen al de vroege attestatie bewijst dat vrij oud is: Schaesberg ( 1172 scha hz) te Hombourg (TW, 893), uit Ofr. eschace, zelf een Germaans leenwoord, wel niet 'bergkam', maar 'stok, paal' (zie hieronder s.v. Schossent ).

Dat geldt ook voor Ruyff ( 1172 apud ruvam, 1313 ruve, TW, 870) te Hendrik-Kapelle, misschien, onder vroege Germaanse aksentuering, uit *ruvei, vgl. TW , 874 : 12de eeuw ruuei te Wintrich of Filzen, uit Rom. *rubetum ' struikgewas van braambesssen " maar dat is hier onzeker, aangezien -etu doorgaans anders evolueerde.

 

Kwinten (13de eeuwen quintes) te Sint-Martens-Voeren bevat Ofr. quinte, zie Boileau 1971, 96; vgl. La Quinte (Sarthe)( 692 de media quinta), uit Lat. adj. *quintam (Ieucam) '(gebied binnen) de vijfde mijl' (Negre, 361). Scherpe dateringscriteria ontbreken evenwel meestal; vooral wanneer vroeger en zeker vandaag nog in het Waalse dialekt tegenhangers worden aangetroffen, is de beoordeling zonder oude attestaties erg moeilijk, zie de lijst in Boileau 1971, 398-91 : Feng te Baelen, vgl. Owaals faing , veen' ; Pfau te Raeren, vgl. Luikerwaals faw ' beuk' ; Klosey te Kettenis, vgl. Ard. clozę 'omtuining'. Van een aantal woorden kan overigens worden vermoed dat ze in de aangrenzende Germania ooit als leenwoord hebben gefungeerd: Ofr. boce 'bochel' > 'verhevenheid in het terrein' in Botz( -) ; Ofr. plaine ' vlakte' in Plei, eveneens op vele plaatsen; Ofr . c( h)avee 'holle weg' in Schavei; wellicht ook Ofr. marzele, denkelijk 'boord' > 'grens', in Marzelheide te Walhom en Matzelt te Gemmenich, maar ook elders in de Dietse taalgrenszone, zo te Heylissem. Ook het bekende Lat. * stirpus ' rooüng' heeft kennelijk als leenappellatief zijn dienst bewezen: Sterp te Eynatten en, later en na wegval van -p in het Romaans, Ster ( 1460 op die steir) te Hauset ( Boileau 1971, 149 ).

 

Op de allerlaatste plaats komen de talrijke Romaanse leenwoorden die nog altijd in het dialekt van het gebied in gebruik zijn en getuigen van de eeuwenlange invloed van het Romaans, vgl. Boileau 1971, 4-184: ( oude leenwoorden uit het Lat. ) kal, kandel, uit Lat. canalis of uit Lat. cannula, dim. van canna 'buis' (Greimas, 91) ; pes, uit Mlat. pasca 'weide' ; prat 'modder', uit Mlat. prata; (uit het Ofr., resp. Nfr.) levei, pavei en rut, .alle uit de hodonymische sfeer; het zonderlinge peuts ' put , (tgov. elders in Zuid-N1. put), niet uit Lat. puteus, maar rechtstreeks uit Ofr. putche, dus na de palatalizering van t vóór e, een proces dat de vroege middeleeuwen toebehoort, vgl. de putse-namen in Zuid-Oost- Vlaanderen; aat ( < Lat. aquae ductus) eveneens ( med. dr. L. Wintgens ). Volledig is de bovenstaande opsomming niet. Tal van namen blijven vooralsnog enigmatisch. Wat met Mazarinen ( 1533 maserijn) te Baelen (Boileau 1954,411) : een erfnaam bij een FN of een plaatsnaam vergelijkbaar met een naam als Metseren? Ook het antroponymische landschap weerspiegelt de invloed van de Galloromania op treffende wijze, zie Boileau 1971, 402-403 en Wintgens 1993.

HET BEELD VAN DE NAMEN OP -etu-.

Met het suffix -ëtu als gidsfossiel zal nu een poging worden aangewend om de gang van zaken te rekonstrueren. Voor België zijn de bronnen hierbij: Boileau 1958, 138-141 en Boileau 1971, 154 en 238; voor Nederland: Tummers 1962, 29-36.

 

Astenet te Walhom, B. (1368 astenet, ca. 1374 astenheit, 1452 astenut, zie nu voor talloze parallellen in Galloromania en Germania en voor een vernieuwende behandeling Gysseling 1993. 172 s. v. Assenede prehist. kastanition, ‘eikenbos’(bij kastanos voorlevend in Keltisch kassanos ' eik' ), dat na germanizering leidde tot * hastanijJja-, waarbij h-, als speelbal van Germaanse en Romaanse evolutie, nu eens bleef, dan weer wegviel

 

Bellet te Vaals, NI  (1223 betlyt; 1357 bedelich) < Rom. *betuletum 'berkenbos'

 

Elzet te Aubel, B.  (1929 Elzet) < Germ. *aliso- 'els' als leenwoord + -etu 'elzenbos' (of geheel Germaans: *alisojbu-?)

 

Elzet te Baelen, B.  (1929 Elzet) < id. (tegenover Fr. Elsaute en Platdiets é gen Soot, med. dr. L. Wintgens)

 

"Fytschet" te Heer, NI. (1527fytschet) < Rom. *filicetum 'plaats waar varens groeien'

Haistreux te Aubel, B. ( 1929 Haistreux) < Germ. *haisdra- 'beuk' als leenwoord + -etu ; [Haistreux] te Membach, B. < id.

 

Hauset, B. 1271 hoscit, 1290 holseit, 1426 housit, 1721 holzyt) < Germ. * hulisa- ' hulst' als leenwoord + -etu

 

Holset te Vaals, NI.(1252 hoseith, J286 holsit, 1302 hosyt) < id.

 

Perkiets te Membach & G oé, B. [p;)r'ki.ts] (1438-39 brackyt, 1724 berquit), wel niet Germ. *birko- ' berk' als leenwoord + -etu, maar veeleer Germ. *brako- ' varen' als leenwoord, vgl. 11de  eeuw brakethe nabij Düsseldorf-Duisburg (TW, 182) Perkiet te Welkenraedt, B. < id.

Sibbe te Valkenburg, NI.(1307 cybde) < Rom. *cippëtum 'verzameling van jonge aanplanten', bij Lat. cippus 'wortelstok', vgl. Cepet, Cépoy en Spoy bij Negre, 33 1

Simpelveld, NI. ( 1137 simplevei), zie vooral infra, < Rom. *sempervivetum 'hulstbos' volgens Tummers; Soureth te Simpelveld, NI. ['zu.r;)t] (1257 soru, 1281 sorrot, 1378 sourheit) < Germ. *saura 'dor' als leenwoord + -etu (zie voor *saura- 'veenachtig' HerbilIon 1986, 148) ; vgl. Foręt de Sorede [Pyr.] (944 suvereta ), anders verklaard door Negre (p. 340 ).

Stockiet te Hendrik-Kapelle, B. [ftu'ki.t] (19de eeuw stockyet) < Germ. * stukka- ' stok, boomstronk' als leenwoord + -etu ;

Terblijt te Berg-en-Terblijt, NI. (1325 tremplyt) <Rom. *tre-rnuleturn 'verzameling van trilpopulieren'

Terziet te Sippenaeken, B. en vooral Wittem, NI.  (Tummers), (Boileau) (ca. 1350 rosit, rosyt) < te + Germ. *rausa- 'riet' als leenwoord + -etu.

Eijsden, NI. (870 kop. 16de eeuw aspide, zonder umlaut en met -d-, eventueel uit -t- ), naast Germaanse of hybridische tegenhangers als ( 1168- 74) espede, espide, 1180 espithe, Künzel & Blok & Verhoeff, 125-126, met de verklaring: Germ. *asp- + ithja-, wat evenwel normaliter tot *espt moest leiden. Enkel aanvankelijke aksentuering als as'pide, es'pide uit *asp-eturn kon Eijsden opleveren. In elk geval bewijst een vorm als aspide hoe dicht -etu en -ithja op dat ogenblik bij elkaar lagen

 

Berlotte te Eynatten, B. ( 1603 ob die berloitt, Boileau 1954; 300), vgl. mogelijk (misschien zelfs van daar gemigreerd) Berleur ( 1278 berloir ), uit Rom. *beruleturn, bij Lat. berula (Fr. berle) 'waterkers' (zie HerbilIon 1986, 17) ; zie voor de evolutie van het suffix de FN van de Lanotte < van de Lanote, als Dietse aanpassing van del aunoit < Rom. *alneturn 'elzenbos', vgl. 1382jan lennoitte te Machelen, Debrabandere 1993,839

 

Schossent te Raeren, B. ( 1815 schassit, Boileau 1971, 144 ), wellicht uit Onfrank. * skakkja > Ofr. eschace ' lange stok' ( Greimas, 243) + -etu ( vgl. te Hombourg Schaesberg, zie supra ).

 

Aachen, NI. Aken/Fr. Aix-la-Chapelle, Platdiets Rip. Oche, Nederfr. Ooke (769 kop. 10de eeuw kop. 11de eeuw aquis ; 12de eeuw acha, TW, 31)

 

Stockheide te Laurensberg, D. ( 1215 stockeide) uit Germ. * stukka- > Rom. *stoc + -eta (TW, 939) ; en Burtscheid te Aken, D. (1018 in purceto, 1029 porcit, TW, 209), misschien uit Rom. *porceturn 'in percelen verdeeld akkercomplex' (bij Lat. porca ' perceel', zie Mayer, 231) of' eikenbos waar varkens hun voedsel zoeken' mag worden gezien, vgl. Porcheux [dep. Oise] (1202 porcis, 1220 porceus), door Lambert (p. 89) als Rom. *porcosurn uitgelegd.  Door intervokalische -t- > -d- (Laat- tot Postromeinse periode) en beklemtoonde gesloten e in vrije positie > ei ( 6de eeuw tot ca. 800 ), evolueert -eta in de Galloromania tot -eide > -eie (ca. 1100) en -etu tot -eit.

 

Het grondwoord is doorgaans een Romaanse plant- of boomnaam, ofwel rechtstreeks uit het Latijn, ofwel aan het Germaans ontleend. Men weet dat de Franken bij hun aankomst in de Galloromania nogal wat woorden uit de silvanische sfeer importeerden.

Bij een vluchtige blik op de lijst met de -etu-namen vallen 'een tweetal dingen in het oog: het grote aantal -etu-namen waarin een Germaanse kombinatie van die twee komponenten doet even denken aan Germaanse afleidingen als hulst < Germ. * hulisa- + -ithja-.

Toch is zulks bij de namen op -i ( e) t en -ijt meestal niet nodig. Waar de Romaanse aksentuering bewaard is (Perkiet(s) (2 x), Stockiet, Terziet, Terblijt ), stelt -i( e) t, resp. -ijt wel degelijk het produkt van –etum voor. -1( e)t, resp. -ijt kan ofwel worden uitgelegd als e2, ofwel als (aansluiting op) W germ. ď. De auteurs zelf verschaffen hier in niet alle gevallen volledige opheldering: Terziet luidt bij Tummers [tar'zi.t], bij Boileau evenwel wat van belang is, aangezien het lokale dialekt van elkaar onderscheidt.

Zowel -etu > beta > biet) (als > aansluiting op Germ. i : meta > mite > mijt) wijzen op integratie in het Germaanse dialekt vóór 800. Andere evoluties zoals -t- > -d- en het ontbreken van umlaut helpen mede de graad en ouderdom van de Romaanse evolutie te bepalen. Hierbij moet worden opgemerkt dat het variantenapparaat van menige plaatsnaam zich vaak als een bont en onontwarbaar kluwen voordoet. Verder gaat bij een beperkt aantal "namen op -i( e)t" het suffix in werkelijkheid op -eit terug, meer bepaald wanneer Germaanse aksentwerking naderhand nivellerend heeft gewerkt, vgl. een naam als Holset (Vaals) : 1252 hoseith > 1286 holsit. Een soortgelijke reduktie ziet men in namen als Harles ['ha.lls] (1120 harleis, 1323 harlis) en Simpelveld (1137 simplevei, 1323 simpelvi, Tummers 1962, 29), deze beide met een -ei-uitgang van andere origine ( -iacas, -iacum ).

Konklusie: De zeer grote sektor waar -i ( e) t voorkomt, onderging dus een germanizering voordat Karel de Grote te Aken de keizerskroon ontving. In de streek Simpelveld-Vaals-Aken wijst -eit daarentegen op vrij exklusieve Romaanse evolutie tot ca. 800. Astenet (966 astaneit) en Berlot te (1603 berloitt) in België zijn moeilijk beoordeelbaar.

 

EINDE VAN HET ROMAANS IN NEDERLANDS-LIMBURG

Simpelveld verschijnt in de bronnen als volgt: 1155 kop. 13de eeuw senplouoir, 1155 kop. 13de eeuw semplouei (beide Luik), ca. 1170-1180 (i.v.m. koop 1137) simplevei, ca. 1170-1180 (i.v.m. schenking in 1147) simplei (Künzel & Blok & Verhoeff, 324 ), 1203 kop. ca. 1600 de simplici via quod vulgari corrupte sonat sainct plovoir, 1235 simpleve, 1245 sainplovoir, 1281 de simplevo ( Lat. ), 1282 sempelvey, sempelveys, 1323 simpelvi, 1334 saint plyvelt, 1378 sainplovoir alias sympelvelt. Meer bepaald het voorkomen van oi naast ei in het variantenapparaat deed Tummers hier denken aan een dalende tweeklank ei i.p.v. aan een stijgende, zoals ei uit -ilicum (zie Tummers 1962, 32). Dat brengt een verklaring als *simplovlacum uiteraard in het gedrang.

Eerst kan al worden opgemerkt dat de uitgang -oir (met hyperkorrekte -r, doordat in het Luiks omstreeks 1200 -r en -t na vokaal niet meer werden gehoord) niet uit de plaatselijke, maar uit de Luikse geschriften stamt. Hij is dus niet bewijskrachtig voor Romaanse tongvalomstreeks 1200 te Simpelveld zelf. Waarom duikt overigens in het variantenapparaat nooit -oi en even- min -oit > Mnl. -oot op? Bij Romaanse klankstand had dit laatste nochtans een feit moeten zijn. Meer bepaald had men hier * simpelvoot kunnen verwachten: ei > oi vond plaats vóór het wegvallen van -t, vandaar 12de- eeuwse Zuidoostvlaamse adaptaties als IJveloot, Keiloot en Koroot i.p.v. *ijveloo, *keiloo, *koroo, die dan later wel mogelijk waren als verstening van re spektievelijk Yveloi, Cailloi en Corroi.

Dit alles wordt hard gemaakt door de orale traditie te Simpelveld zelf, die enkel -ei voortzet: 1323 simpelvi, naast de Mnl. ontsporing' simpelveld' onder initiaal aksent. Ter vergelijking nog wat de "afstandelijke" Luikse evolutie van de naam betreft: de naam Velzeke verschijnt in Romaanse en romanizerende bronnen als fausque, faske, als ordinaire adaptatie van felseke (Rom. el > au, nog vóórf> v in het Mnl.), hoewel te Velzeke zelf nooit van enige tweetaligheid sprake kan zijn geweest. Tummers adstrueert de evolutie ei > oi met de etymologie * sempervďvëtum ( en de verwerping van een naam op -üicum ). Konsekwentie had hem evenwel moeten aanzetten het variantenapparaat van de naam Mamelis, door hem verklaard als een -üitas-naam, door onszelf daarentegen als een mansus-naam, aan dezelfde toetsing te onderwerpen. In het variantenapparaat van deze naam zou immers evenmin een latere oi mogen verschijnen... wat echter wel het geval is: 1392 maemlois. Daaruit menen wij te mogen konkluderen dat de vervanging van ei door oi niet (meer) op de wetten van de Romaanse fonetica berustte. In elk geval moet voor de Luikse skribenten of voor de "eventueel naderhand te Vaals ingeweken Romanen" het onderscheid tussen de twee in Dietse mond terechtgekomen Rom. ei's uitgewist zijn geweest. Bij de naam Moresnet, zelf van Romaanse origine, ging men nog een stap verder: het ( in Germaanse mond ?) verschrompelde element -manil werd vervangen door -et, -oit ( ca. 1400 moressnoit ), mogelijk bij een latere romanizeringsgolf, die misschien ook in de naam Montzen ( 1497 monchyns) -yns in de plaats stelde van -e( i )s. En wat met Berlotte ( 1603 berloitt) te Eynatten : -oitt als nieuwe Romaanse ent of Berlotte in zijn geheel als migratienaam ( vgl. voor het woord *bru/otte de naam Briletten te Berchem) ? Lexikale Romaanse invloed in het bestudeerde gebied wordt in elk geval niet tegengesproken door namen als Kolmont, Schaveimont en Scharwiere .

Zonder de verklaring *sempervďveturn te verwerpen, kan men opmerken dat in geen enkele van de topografische woordenboeken van de Franse departementen een analoge plaatsnaam voorkomt. Het woord sempervivurn bij Plinius wordt door het FEW, XI, 444 overigens niet vermeld voor het Oudfrans, wel voor het Middelfrans: sempervive. Simplei komt wel voor, vgl. SimpIé [dep. May.] (1229 de simpleio), uit Galloromeins *simphacurn 'fundus van Simplius' (Dauzat & Rostaing, 658 ). Simplei brengt ons echter nog niet tot simplevei.

Het bezwaar door Tummers 1962, 36 ingebracht tegen veie < Lat. via 'weg' ("De a van via kan niet spoorloos verdwijnen; men vergelijke het Franse voie en het Luikerwaalse voye" ) is op zichzelf relevant, maar niet onoverkomelijk. In composita kon -e wél wegvallen, vgl. Annevoie ( 1240 annevoi, HerbilIon 1986, 7) en FEW, XIV, 371 : Ofr. veie naast vei, Waals voy 'weg'. Misschien zet de "etymologizerende" variant simplici via van 1203 ons op het goede spoor: Owaals sen pir ' Saint-Pierre " resp. sen pol' Saint-Paul ' als eerste element ?

 

Herstappe

Herstappe [prov. Limburg, arr. Tongeren] ligt aan de Romeinse weg Tongeren-Aarlen, is een aloude taalgrensgemeente en heeft nu het statuut van Nederlandstalige gemeente met faciliteiten voor een frankofone minderheid. Dat laatste is de reden waarom Herstappe niet kon worden opgenomen in het plan van de gemeentefusies ( 1 januari 1977). Herstappe ( 12de eeuw kop. 12de eeuw haristaplia) is een Germaanse plaatsnaam en betekent 'koninklijke gerechtsplaats " vgl. Lex Ribuaria 37 ( 33 ), [ De intertiare] : Si autern extra regno, super octoginta ad regis sta flo vel ad eurn locurn, ubi amallus est, auctorern suurn in presente habeat ( Beyerle & Buchner, 89 en 199 s. v. stafflus ), dus niet met de oorspronkelijke betekenis van Germ. * stapula- m. ' zuil, paal', zie TW, 486. Zoals in een oud taalgrensgebied te verwachten was, heeft de plaatsnaam vanaf het begin een dubbele evolutie doorgemaakt, vgl. in het variantenapparaat de vormen mét umlaut ( Germaans) en zonder umlaut (Romaans ). Van de twee (nu Dietse) buurgemeenten van Herstappe aan de taalgrens kan overigens hetzelfde worden gezegd: Rutten (1018 rivti) en Lauw ( 1146 lude ). Romaanse assibilering van de dentaal levert respektievelijk op: 1146 riweceuns > Russon en 1187 kop. ca. 1700 leuuegge > Lowaige (TW , 874, 598 ), met als etymologie volgens Gysseling ( 1983b, 20) : prehistorisch * karewition en * leukition ( > Germ. * leuhithja ).

uit: L. van Durme, Galloromaniae Nerlandicae submersae fragmenta, Gent