|
Toponomie plaatsnamen in Zuid-Limburg Toponomie
plaatsnamen Zuid-Limburg
De
volgorde van de namen volgt de huidige gemeentegrenzen in Zuid Limburg. Meteen
na de naam volgen oudere schrijfwijzen. Achter ‘naam’ staat de verklaring
van de naam, die vaker hypothetisch is. Niet altijd staat de afkomst vast van de
plaatsnaam.
Bij een aantal plaatsen zijn ook de omliggende ehuchten genoemd. Gemeente Beek
Beek - Beek over Maas, Beck, Beeck, Beeken, midden 11e eeuw kopie 18e eeuw de becha, 1145 Becca. Ook bekend tot de Franse tijd als Beeck inden landen van Valckenborg naam: natuurlijke waterloop – ligt aan Keutelbeek Genhout - naam: hout (bos) en gen dativ (de) ‘in den
hout’
Geverik - 1458 Geverick naam: Gabriacum – toebehorende aan Gabrus
Neerbeek - naam: lagergelegen beek
Spaubeek - naam: spalt: kloof, dal hangt samen met
spouwen, splijten; Spau is een geul
Gemeente Brunssum
Brunssum - naam: ham, landtong en persoonsnaam Bruno Gemeente Eijsden
Eijsden - Eysden, 8e eeuw Aspre, 870 kopie 16e eeuw in procaspide = in loco Aspide, 1168-1174 Espede, Espide, 1213 Haspere, 1183 Eisden naam: uit Germaans aspithja, espenbos, Haspere is Romaanse vorm Breust (buurtschap bij Eijsden) Bruest, Brust, Brust is afgrond, steile helling Gronsveld - Grondsveld, Gronsele, Groesselt, Grunfelt, 1063 Grueles, 1111 Grule, 1024 copie 12e eeuw Groslas, ca 1089 de Gruosles naam: afleiding van groes, groos, niet omheind grasland, hooiweide.
Mesch - 1178 Messau 1253 Meske, 1291 Meschau, Waals: Mexhawe, Mehawe naam: Meskawe waarin ahwjö, land aan water; duiding eerste lid ontbreekt Oost Maarland - 1163 de Oies, 1183 de Hoies, 1237
Oes naam: uit Augusta, Waals: awost Rijckholt - Gemeente Gulpen-Wittem
Gulpen - naam: nederzetting aan de waternaam Gulp, bijrivier Geul; uit Gulja-apa, geulrivier Berghem (Berchem) - 1286 kopie 1510 Berchem, 1339 Bergheym naam: berg en heem (woonplaats, woning0 Billinghuizen - Billenhuizen naam: huizen, nederzetting van de lieden van Bilo Crapoel (Krapoel) - Krapault, Crapaalt Euverem - Euvenheim Ingber - Imber, 1840 Ingberg, Engber, Engmaar naam Hier lag een riddergoed Hoenberg, nu geschreven als Hommerig; Landsrade - 1840 Landsraad naam: landsenrade, rode rooiing, ontginning van de persoon landso Pesaken - Pezaken, Pesken, 1388 Peipsacken, 1397 Pypsacken, 1840 Pesaeken naam: middelnederlands pypsack betekent doedelzak, veldnaam die perceel aanduidde. Waterop naam: water en apa, rivier, stroom:
zogenaamde apa-naam:
Epen - naam: afleiding van apa, rivier, stroom, met
suffix in – nederzetting bij rivier
Diependal - naam: diep en dal Eperheide naam: heide bij Epen
Kuttingen - naam: bij de lieden van de persoon Cotto Terziet - naam: Rausetum, Germaans Rausa, riet, rietbos Eys - naam: bij de rivier de Eyser, oudste vorm is
Romaanse variant
Mechelen - 1133 de Mechluns naam; Germaans magalunas, naar aangrenzend
bos Malensbos (in 1208 Malone); betekent bij de grote machtige plaats
Nijswiller
- naam: uit het Romaanse villare, boerderij, vernoemd naar de H. Dionysius. Alleen nog Nys in naam terug te vinden van Dionysius Reijmerstok - naam: ridder Reijmer, van Germaans Reinmar, beroemde raadgever; Slenaken - naam: wellicht uit Slediniacas, nederzetting toebehorende aan Germaans persoon Slado; Slede, dal, helling, woning aan helling Beutenaken - naam: Butiniacas, Butiniacum, een Romaanse
afleiding van een Germaanse persoonsnaam met als betekenis nederzetting
toebehorend aan Buto
Heijenrath - naam: Heide, onbebouwde, met heide begroeide zandgrond, en rode, rooiing, ontginning Wahlwiller - naam: Wahl, Waals, Romaans (kelten=walen), Romaanssprekende. Willer van Romaans villare, boerderij. Wijlre - naam: uit Romaans villare uit villa,
boerderij
Beertsenhoven - Elkenrade - naam: rade, rooiing, ontginning van de persoon Aliko Etenaken - Stokhem - naam: uit stok, boomstam, rijshout en heem, woonplaats Wittem - naam: de witte ham, ham is een hoek hoger land, uitspringend in overstromingsgebied Cartils
-
naam :uit vulgair Latijns cortilis, bij
een curtis, hofstede, behorend Partij
naam : uit RomaansTortata, Latijn
Tortus, bocht, kromming
Gemeente Heerlen
Heerlen - naam: Germaans Harja, leger en wala, Latijns vallum, wal; Hoensbroek- naam: broek betekent moeras. Hoet tzo Broeck:
naam van een aanzienlijk geslacht. 1360 Herman Hoen liet hier een ‘stercke
huysinghe’ bouwen
Gemeente Kerkrade
Kerkrade - naam: rode betekent ontginning; de oude naam
1108 Rode, 1219 Rodhe kan zowel kloosterrade als Kerkrade aangeduid hebben. 1104
stichting abdij; dorp en kerk bestonden toen al. Kloosterrade is verdrongen door
Rolduc, Rode le duc, Franse vertaling van Herzogenrath. 1280 Rode ducis, de
hertog van Limburg
Bleijerheide - blei: lood of middelnederlandse blide,
oorlogswerktuig
Chęvremont - naam: (Luiks Chevremont: 844 kopie 1191 Capremons, geitenberg); Haanrade - Spekholzerheide - naam: van Middelnederlands spechout, zacht
hout, spint
Terwinselen - naam: Latijns vinicella, kleine wijngaard Gemeente Landgraaf
Landgraaf naam: prehistorische landgraaf, gegraven
droge gracht
Schaesberg - naam: werkwoord scheizen (scheiden), stenen halen; Ubach over Worms naam: dorp aan moeras, beek; Ubeche, Ubeyke, Ubac, Ubach. Waldbach, bosbeek
Abdissenbosch - Rimburg
-
naam: burcht in een ring, Renkberg. rim, van
ring. De eerste
lettergreep "Ring" geeft aan dat het inderdaad een ring was, nl. een
ring van grachten en wallen, die om de burcht (burg) lagen. Oude naam: Brokkelze
Gemeente
Maastricht
Maastricht naam: uit Romeins Traiectum, Trjectum ad
Mosam of Mosae Traiectum; een doorwaadbare plaats in de rivier de Maas.
Tussenvormen: Trecta, Trectis, Treiiectum, Trega, Treit, Tricht, Triieto,
Masetreit
Amby - naam: Gallo-Romaans Ambiacum, toeborende aan keltische persoon Ambius; of Germaan ambo; Sint Pieter - Wolder
- naam:
wolder
uit Romeinse villare, boerderij
Borgharen
- naam: Latijns curtim, hoeve; Germaanse haru, zandige heuvelrug. Borg is kasteel ter plaatse (sinds 15e eeuw toegevoegd aan naam) Itteren naam: waternaam itter, Baskisch iturri, bron
Gemeente
Margraten
Margraten
- naam:
1248 Sante Marien Rod, 1350 ad Sanctam Maria ad Gradus, apud Sanctam Margaretam ;
’t Rooth - 1368 Roet, 1377 troet naam: rode, kappen bossen
Groot Welsden - naam: dal van de welp, jonge wolf; Germaans
wippelsdal, begraafplaats
Banholt - naam: holt, bos, banwoud, bos waar alleen de
koning mocht jagen
Bemelen - naam: lo, bosje op zandgrond; B(i)ele-male:
gerichtplaats boven op de berg
Cadier en Keer - naam: oorspronkelijk namen voor een en hetzelfde dorp. Cadier is Waals voor de dialectnaam Keer. Keer behoorde tot Heer, en Cadier tot heugem in de heerlijkheid Daelhem. In 1828 samengevoegd. Beiden namen uit Romaans calidarium, een plaats voro warme baden. Berg - Eckelrade - naam: persoon Agilo in combinatie met rode,
ontginning
Sint Geertruid - naam: vernoemd naar Gertrudis uit Nijvel Bruisterbosch - naam: bos van Bruest, stichting vanuit Breust bij Eijsden Herkenrade - naam: is samenstelling van Herke komt voort uit (Hariko) en rode, ontginning; Libeek - Moerslag - naam: moer is drassige grond, moerslo duidt op
weg door drassig gebied
Mheer - naam: van Oudnederlands mere, meer,
afgesneden rivierbocht
Noorbeek - naam: noord en beek, gelegen aan de beek
Schilberg - naam: mogelijkheid romaans bacellus, kleine
beek
Scheulder - naam: er was een gasthuis voor de H.Geest-armen,
die daar konden schuilen (sjoelen) 17e eeuw; Sjoelen werd Sjuuëlder
en Scheulder
Gemeente Meerssen
Meerssen - naam: afleiding van Maris-oniu, aan de moerassige beek; Weert (bij Meerssen) - naam: Germaans waritha, riviereiland
Bunde - naam: Germaans biwanda: omheind stuk; Kasen - naam: Latuin casas: huizen; Voulwames
- naam: Zuid-Limburgse vuilwammes : veenachtig, moerassig, laaggelegen land, vuilnis; Geulle - naam: van de rivier de Geul
Moorveld Waalsen
Rothem - naam: rode en heem, woonplaats op de ontginning Ulestraten - naam: samenstelling van oele, laaggelegen, vochtig en straten; Gemeente Nuth
Nuth - Hulsberg - naam: met hulst begroeide berg
Aalbeek - naam: ole, ole, laaggelegen vochtig land
Arensgenhout - Arensgehnoud, Arendsgenhoud, 1383 Gen Holt, 1840 Arendsgenhout; kortweg ook gen hout in 1383 kwam Gen Holt aan Arnold zoon van
Francke Struver van Bunde
Schimmert - 11e eeuw kopie 18e eeuw de Scinmottera, 1152 Schinmortera naam: Romaans mortarius modderpoel, schin is
waternaam; schimortera in 847 – bezit van de abdij
van Reims; 50 voor Christus nederzetting van Sunici of
Schineks
Haasdal - 1190 Hafkesdale, 1217 Hauekesdale, 1840 Haesdal naam: dal van de havik
Vaesrade - Vaasrade, 1139 Wastrode, 1274 Voisroden, 1840 Vaasraad naam: uit St. Servaas-rade niet ondersteund;
wast: uit Latijn vastum, woeste grond, rade,
rode is ontginning
Wijandsrade - Wijnandsraede, 1350 Rode, Winantsrode, 1377 Roede wynandi, 1457 Herwynantsraide naam: rode, ontginning van de Bongard, 14e
eeuw Heer van Winandsrade
Gemeente Onderbanken
Onderbanken - naam: rechtsprekende college’s –
schepencollege 14e eeuw
Schinveld - 1180 in uilla Schinneuelt naam: van veld, woeste, vlakte met waternaam
Schin
Bingelrade - Bijgenroodt, Bygenrooth, Bengenrooth, Bingenrooth, 1263 Bingehenrode, 1274 Bengerade, 1577 Bingelrath naam: persoonsnaam Bingo en rade, ontginning
Jabeek - Jaebeek, 1144 apud Labeche, 1190 de Hiabeke naam: vgl. Belgische Jabbeke, in 1069
Labecca, in 1003 Latbeka, 988 Getbecca, samenstelling van gat, gat, hol,
doorgang
Etzenrade - Etzenrath, Etsenrade, 1140 Evenzenrode, 1144 apud Euecenrode, 1359 Etsenrode naam: persoonsnaam Evezo, Evizo en rode,
ontginning
Merkelbeek naam: ontleend aan de beek Merkel
Gemeente Schinnen
Schinnen - 1164 Schinne, 1208 Scinne, 1211 Skines naam: waternaam verwant met skin, schijnen,
schitteren
Amstenrade - 1223 Osterode, 1274 naam: persoonsnaam
Doenrade - Doenraede, 1395 Duedenrode, 1440 Doidenrode, 16e eeuw Doenroede, 1840 Doenraad, 1883 Doenrade naam: persoonsnaam Dodo en rode, ontginning
Oirsbeek - 1883 Oorsbeek naam: beek de Oir of Oëre
Puth - Put naam: afkomstige van waterputten
Sweikhuizen - Sweijkhuizen, 1660 Sweyckhuysen, 1840 Sweijkhuijsen naam: Zweihuizen, twee huizen; Sweyck betekent zwaag, weiland;
huizen:nederzetting bij weideplaats; 1280 boerderij met de naam Sveiga
Gemeente Simpelveld
Simpelveld - Simpelfeld, 1155 kopie 13e eeuw Semplouei, Senplouoir, 1170-1180 Simplevei, 1213 Saintplouoir naam: uit Gallo-Romeins Sempervivetum,
altijd groen, vervormd tot simpel veld; Waals Saint
Plovoir, heilige regen; waarschijnlijk niet: Simploviacum,
toebehorende aan de persoon Simplovius
Bosschenhuizen - Buschenhaus, 1378 Busgenhusen, 1454 Busscherhousen naam: huizen, nederzetting bij of in het bos
Bulkemsbroek - 1330 Bulluchem, 1373 Bullinkeym naam: betekent broek, moerassig land,
behorende tot plaats Bulkem, heem, woonplaats van de persoon Bullo
Bocholtz - Bucholz, Bocholz, 1215 in Bugholte, 1253Bukehout, 1487 Bucholtz, 1840 Bockholtz naam: beukenbos
De Huls - 1454 in die Heuls naam; hulst plantnaam
Gemeente Sittard-Geleen
Sittard - 1147 Sitter, 1157 en 1186 apud Siter, 1135-1180 de Sithert, 1180 Zittart, 1215 Sittere, 1230 Sittert, 1335 Zyttert, 1360 Sittren, 1401 Sitttart, 16e eeuw Sittard naam: uit Oudhoogduitse sîte, bergflank, of
hoogte (nabij water); virtuele reis door de tijd: www.historiesittard.nl
Geleen - 1148 1175 Glene, 1201 Glene naam: waternaam, betekenis schoon, glanzend
Daniken - 1253 Danheike, 1276 Danechehem, 1442 Danekem naam: uit Germaans Daningaheim, woonplaats van de lieden van persoon Dano Lutterade naam; kleine rade, rooiing, ontginning van
bos
Born - 1125 Burne, 1150 kopie 13e eeuw Borne naam: iut Germaanse brunnan, bron
Buchten - 1031 Butines, 1147 Buhthe, 1170-1180 Buhtene naam: bocht, wordt in het dialect buchten,
gesloten omheining
Enighausen - 1496 Einichhusen, 16e eeuw Einickhuysen, 1566 Eyechensen naam: Enichoven, hof van de lieden van de
persoon Eino
Grevenbicht - 16e eeuw Sgrevenbicht naam: aan de graaf (van Gulick) behorende
bicht; bicht: afleiding van bihegan, omtuinen, met
haag omgeven
Guttecoven - Guttenkoven, Guteckoven, 1296 Gutochoven, 1535 Guttinckoven, 1840 Guttekoven naam: persoonsnaam Gutto en hoven, woning
Holtum naam: hout-heem, nederzetting in het bos
Limbricht - Lummerich, Limmerich. Limborg, Lymbourch, Limburg, Limporghe, 1246 Lemburg, 1288 Lemborgh, 1296 Lymbruch, 1326 Lumburg, 1352 Lemborg, 17e eeuw Lembricht, Limmericht, Limberich naam: burcht aan het water, de Lin
(water,beek); lintbeek; Sterke woning op heuvel
Munstergeleen - 1202 Muonsterglene naam: munster uit Latijn monastrioum,
klooster; glene: waternaam, betekenis schoon, glanzend
Obbicht - 946 en 11e eeuw Biettine, 1034 kopie 1700 Bietha, 1071 ij villa Bietine, 1840 Obbigt naam: bicht, afleiding van bihegan,
omtuinen, met haag omgeven
Schipperskerk naam: naar hier gelegen schipperskerk
Gemeente Stein
Stein - Steijn, 1263 de Steyne naam: steen, kasteel
Berg - Berg aan de Maas
Elsloo - 1002 kopie 12e eeuw Elisla, 1111 de Eleslo, 122 kopie 14e eeuw Elslo naam: Oudnederlands Elis, els met lo, bosje
op hoge zandgrond
Catsop - Katsop, 1361 Catsop, 1398 van Kaytsappe, 1840 Castrop of Catsop naam: apa, rivier, stroom verbonden met
kaatsj, Rijnlands Katsch, slijm, afval
Meers - Grote Meers,
Groot-Meers, Meers-Elsloo
Urmond - Eurmond, 1153 Ouermuonte, 1166 Ouermunthe, 1166 Overmunte naam: in samenhang met Roermond; munte of
munde, vluchtheuvel of versterkte heuvel; mond: monding (voor Roermond: aan de monding
van de Roer)
Gemeente Vaals
Vaals
-
; Uals, 1250 Vals, 1258 Wals, 1264 Valls, 1266 Volse, 1266 Voleest, 1280 Vals en
Vallsz, 1286 Wals, 1295 Valls, 1300 Volls,
1308 Vaels, 1313 Volz, 1322 Voels, 1323 Valls, ca. 1320-1345 Valls, ca.
1320-1396 Voels, 1325 Voels, 1340 Vayls, 1350 Valltz, 1356 Voltze en Volze, 1361
Vols en Voyls, 1375 Valls, 1380 Voels, 1435 Vollst, 1441 Waelst, 1454 Valls,
1515 Baels, 1553 Voelst, 1558 Volst, 1590 Vals, 1592 Vaels, 1615 Vols, 1630
Vaels, 1688 Volsz
naam: Vaals, van vallis Latijn voor dal;
valles, voor dalen, falisa, voor Fels, rots, berghelling; Vaals, wijngaard tegen
helling van Latijns vallum, steunmuur, Vaals als Vols, Keltisch voor hoofd, bron
van rivier; Vaals als valk
Holset
-
naam: uit Romaanse Hulisetum, hulstbos;
Germaans Hulisithi, hulstbos minder
waarschijnlijk
Lemiers - 1055,
1202, 1219, 1252 , Lumirs, 1252 Lummirs, 1261 Lumiers, 1320-1345 Lumeirs,
1320-1396 Lomers, 1322 Lomirs, 1325 Lomeyrs, 1375 Lymier
naam: uit
Limarias, Latijns limus, slijk, slijkige plaats ;
Vijlen - 1016 Uillam, 1041 kopie 13e eeuw Villarus, Vilaris, 1179 Vile, 1224 Vilen, 1320-1345 Vilen, 1320 Vylen, 1352 Vilen, 1357 Wylen, 1415 vilen, 1564 Vylen, 1665 Vylen, 1840 Vijlen naam: van Latijnse villa, boerderij; villare
bij boerderij horend
Camerig - 1323 Caudenbergh, 1384 Kaldenberch, 1320 Jaydenberg, 1356 Caudenberg, 1665 Caumbergh naam: koude berg
Cottessen - Kottsen, 1325 Quoithusen, 1341 Quoythusen, 1373 Koythuysen, 1384 Quoithusen, 1665 Quoodthuysen naam: kotten, kleine hoeven, of huizen van
persoon met naam Quoit (de kwade). Deze naam kwam als familienaam voor
Harles - 1120, 1323 Harleis, 1323 Harlis, Harle, 1330 Hairlis, 1356 Harles, 1320-1345 Harlis, Harleis, 1320-1396 Harlis naam: uit Hariliacas, Romaanse afleiding van
een Germaanse persoonsnaam, Harilo
Mamelis - 1243 Mamelines, 1384 Mameles, 1501 Mamelyss, 1665 Mamelis naam: uit Mamilliacas, nederzetting
behorende aan persoon Mamilo
Melleschet - 1323 Mellence, 1341 Mellinchin, 1356 Melletzen, Mellesheym, Millesheym naam: heim, heem, woonplaats van Mello
Rott - Rot, 1665 Rodt, 1840 Roth naam; rode, rooiing, ontginning
Gemeente Valkenburg aan de Geul
Valkenburg - Fauquemont, 1041 Falchenberch, 1075 kopie 17e eeuw Valchenburg, 1096 Falconbere, 1901 Valkenberg, 1904 Valkenburg naam: persoonsnaam Falco; burcht van Falco,
of van de valk
Berg
Geulhem - 1312 Geulem, 1840 Geulem naam: hem, woning aan de rivier de Geul
Terblijt - 1325 Trempyt, 1444 Trumblyt, 1655 Blyt naam: uit Romaans Tremuletum,
trilpopulierenbos
Houthem
-
naam: woonplaats in bos; holt, bos, heem,
woonplaats
Schin op Geul - Schin op Geulle, 11e eeuw kopie 18e eeuw Schina, 1147 Sch(i)nna, 1883 Schin op Geul naam: nederzetting aan waternaam Schin
Walem - naam: heim-naam (vermoedelijk Karolingisch)
Sibbe - 1307 Cybde, 1316 Cypde, 1352 Sypde, Zibde, Siepde, Tsipde, 19e eeuw Subbe naam: Romaans cippeta, uit cippus, jonge
aanplant; sibbe betekent ook verwantschap
Oud-Valkenburg - 16e eeuw Alden Valkenborch naam: naar het slot uit 1087
Gemeente Voerendaal
Voerendaal - 1065 kopie 1330 Furentele naam: waternaam voer en dal, laagte of van
Furenthela, dichtbevolkte Romeinse
nederzetting
Kunrade - 14e eeuw Konnenrade, 1559 Conraedt naam: persoonsnaam Kuno met rode, ontginning
Klimmen - 11e eeuw kopie 18e eeuw de Clumena, Clumna, 1138 Cluma, 968 Glumam naam: behorende bij het Romaanse columen,
hoogte, top
Weustenrade - 1420 Woestenroede, 1435 Wustenroede naam: woeste rode, ontginning Ransdaal
Ubachsberg - 1234 Ubac, 1840 Ubagsberg, 1883 Ubachsberg naam; berg, heuvel bij Ubach; U, ouw, ooi, water, waterland, nat weiland
samen met bach, beek
bronnen:
F.v.d Hoven, de Topografische gids van Nederland Amersfoordt 1998 F.v.d. Hoven, Op ontdekkingstocht door Zuid-Limburg , Leerdam 2003 G. van Berkel, K. Samplonius, Nederlandse plaatsnamen. De herkomst en betekenis van onze plaatsnamen, Utrecht 1995 A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden 1839-1851 L.van Durme, Galloromaniae Nerlandicae submersae fragmenta, Gent H.J. Moerman, Nederlandse plaatsnamen, een overzicht, Leiden 1956 R.E. Künzel, D.P. Blok, J.M. Verhoeff, Lexicon van de Nederlandse toponiemen tot 1200, Amsterdam 1989
TWEETALIGE NAMENPAREN Zuid-Limburg en de grensstreek Jalhay/Duits
Gellet, Platdiets Je'let (ca. 1131? ialehai; (1130-31) kop. 13de eeuw geleaith,
TW, 540), in oorsprong een Germaanse naam met Germ. *haipjo- f. ' heide' als
tweede element
Héstreu/Heisterberg
in het Hertogenwald zelf te Membach ( Boileau 1971, 356), bij Germ. *hais-dra- m.
'heester, jonge beuk' ; Hevremont/Heimersberg ( 1442 heymersberge ; 1532
heivermon) te Limbourg en Goé (Wintgens 1988, 22 en 26)
Goé/Gülke,
NI. Geuleke ( 1145 goleche; 1399-1400 golheis, Boileau 1971, 350), een naam die
Galloromeins -iacum, resp. Germ.-Rom. –iacas suggereert, zie voor een
verklaring Herbillon 1986, 61;
Limbourg/Lemborch,
Platdiets 'Lemerech (1442 lymborch, Wintgens 1988,22)
Villers (
1388-90 wylre; 1403 villers) te Bilstain (Boileau 1954, 469), resp. het
Germaanse en het Romaanse eindprodukt van Galloromaans villarem ' hoeve'
Baelen/Bęlou
(888 kop. ca. 1191 bailus; 1128 kop. einde 13de eeuw bale, TW, 96 en 159), door
Gysseling verklaard als "Galloromeins bacutawum 'palissade' ?". De
naam komt meer voor in Frankrijk, zie Grohler, Ü, 363 en Dauzat & Rostaing,
47 (met Baillou [dep. Loir-et-Cher] 796 baliau ), die andere verklaringen
voorstellen; zie nu Herbillon 1986, 13 : Baelen < Rom. *betulletum
'berkenbos', wat evenwel op tal van bezwaren stuit
Eupen/Néau
(1213 oipen ; 1365 naus), met onduidelijke etymologische samenhang, zie Boileau
1954, 345; Boileau 1971, 337-339 en Boileau 1972, 80, waar herhaald wordt dat
beide " varianten " aanvankelijk afzonderlijke stadsdelen kunnen
hebben aangeduid
Henri-Chapelle/Hendrik-Kapelle
en Op-Kapel ( 1172 heinrici capelIa; 1477 heynrichs cappellen, 1498 banck van
cappellen, Boi1eau 1954, 448 en Wintgens 1988,130)
Lontzen
(1076, 1098 loncins. 1470 lonchinez; 1275 luncin, 1283 Iynsen, Lunikos), wat
uiteraard doet denken aan Loncin [prov. Luik] (1127 kop. 13de eeuw luncinz,
Herbi11on 1986,95), met eerst een Romaanse en later een tweetalige
verschijningsvorm
Montzen
NI. Montsen ( 1075 munzhic; 1216 monces, 1497 monchyns, Boileau 1954, 202 ), uit
Galloromeins *montüicum ' fundus van Montius’ met Duitse evolutie -iacum >
-ich, met Romaanse -iacas > -es; de uitgang -yns lijkt van latere tijd te
zijn en vertoont uiterlijk samenhang met die van Lontzen: -ins (zie hierboven)
Val-Dieu/Godsdal
(1216 vallis dei; 1340 goidsdale, Boilau 1954, 156) te Aubel, zelfeen
prehistorisch hydroniem : (1141-78) albela uit IE *albhalü, bij IE *albh-
'schitterend, wit' (Gysseling 1982-83, 55), met Romaanse evolutie al > au vóór
kons., maar met Germaans aanvangsaksent, wat op latere germanizering wijst
Saint-Jean-Sart
(1213 sartum sanctijohannis ; 1935 Sint Jans Raedt, nu Sint-Jans-Raat, met raedt
'rooüng', Boileau 1954, 154), in het Platdiets Sentjanster, eveneens te Aubel
Homburg
(1070 kop. 13de eeuw hunborc, TW, 507 ), verfranst tot Hombourg en in Platdietse
mond Homerech, dus beslist geen oud doublet
Aubin/Platdiets
' Elbele te Neufchateau ( med. dr. L. Wintgens)
Wodémont/Waldenburg
te Neufchateau ( 16de-17de eeuw) (med. dr. L. Wintgens)
Visé/Wezet
((877-79) in vico viosato; 1062 einde 11de eeuw wivsehel, TW, 1018) aan de Maas,
waarvan het tweede element mogelijk hetzelfde is als in de naam Ze1zate : Onl.
sate ' woonplaats' en het eerste element typische w/v-tegenstelling reveleert
Bombaye/Bolbeek,
Platdiets Bombelech ( 1108 bubais; 1147 bulsbeke, TW, 161), volgens Gysseling
uit Germ. *bulnas baki- m. 'beek van de stier'
Warsage/Weerst,
Platdiets Woesch ( 1155 kop. 13de eeuw warsage; 1202 werste, HerbilIon 1986,
172), met een Germaans etymon als uitgangspunt
Voeren/Fourons
aan de Voer, een bijrivier van de Maas, vgl. 's-Gravenvoeren (966 kop. ca. 1191
furon ), met als basis IE * pura bij IE *( a)pew 'schitterend, uitbuigend' (Gysseling
1982-83, 38) ; vgl. Le Foron [H. Savoie] ( 1185 fluvius qui dicitur furuns ),
met andere verklaring door Negre (p. 1085)
Remersdaal/Rembierval
(ca. 1050 kop. 11 de eeuw de reinbretesdalo; 11de eeuw ca. 1191 in regenberti
ualle, 'het dal van Raginaberht', TW, 834)
Veljaren, Platdiets Vel'oore (1273 wilhonriw ; 1562 viljaren. 1638 williavoren uit Romaanse persoonsnaam wiljon + riwe (Lat. rďvus), Boileau 1971, 405, in het Romaans bewaard gebleven Berneau/Bern,
Platdiets Bién (1312 berne, bern; 1359 bernauw, Herbillon 1986, 17-18), met
mogelijk een Germaans etymon.
Moelingen/Mouland
(1063 kop. 14de eeuw mullanz; 1157 mulingia, Herbillon 1986, 111 ), uiterlijk
een Genn. -inga-naam, volgens Gysseling ( 1983b, 22) evenwel uit prehistorisch
IE *mulankion.
Tot hier de taalgrens tussen de Yesder in het zuidoosten en de Maas in het noordwesten. Wat deze twee hydroniemen zelf betreft:
Mesch/Mehawe
( 1178 messau ; 1253 meske) te Eijsden, met ondoorzichtige etymologie (Tummers
1962,63, 69), voor Gysseling (1983b, 20) uit prehistorisch *masikawon, bij het
hydroniem *masika'.
Noorbeek,
Platdiets Norhech/Nordehaye (1144 northeche ; 1436 nordehaie, Tummers 1962, 63)
'noord-beek', waarbij Germ. *haki- rn. zowel Germaanse als Romaanse evolutie (
bai( s) ) heeft doorgemaakt.
Eijsden
(870 kop. 16de eeuw aspide, Schrijnernakers 1972, 109 en Künzel & Blok
& Yerhoeff, 125, (1168-74) espede, espide ; 1213 haspere), volgens Tummers
(1962, 61; 65) uit Genn. *asp-ithja- 'espenbos', waarvan de Romaanse evolutie
geen umlaut vertoont (indien er overigens een reëel verband tussen beide namen
bestaat )
Gronsveld
( 1063 grueles ; 1127 grunsele ), volgens Tummers van *groesele, bij *groes
'hooiweide' (Tummers 1962, 62, 67; Künzel & Blok & Yerhoeff, 156)
Heugem (
1155 hoin; 1157 hogehem) te Maastricht, met hoin als bewijs van onmiddellijke
Romaanse integratie (Tummers 1962, 62, 68)
Cadier en
Keer ( 1266 cadiers ; 1440 kayers- ), denkelijk uit Rom. *cal(i)darias (Tummers
1962, 37, 39) 'complex van wanne baden', waarbij Gennaanse evolutie onder
aanvangsaksent tot kajer > kejer > keer heeft geleid ( maar dat laatste is
wat onzeker)
Maastricht
( ca. 575 kop. 7de eeuw ad treiectinsem urbem,(768-781) trüect; 1151-52
mastreit, TW, 646-47), met als Romaanse evolutie: Lat. traiectum ' overgang'
> ( ca. 800) * trejext > * trejejt > * trejeit 1158 trit, Negre,363),
dus uit een e die zich later evenmin heeft geopend.
Namen als
Sint-Geertruid en Sint-Pieter [Maastricht] ( 1294 sente pietre; 1312 zente
peter, Tummers 1962, 63) zijn niet erg bewijskrachtig voor werkelijke lokale
tweetaligheid.
Eys (1193
hanzon; 1287 eyse) te Wittem, een duistere naam, ook na Tummers 1962, 61, 64-65;
vg1. nu echter Gysseling 1983b, 22 : uit prehistorisch IE *kanakion.
Gulpen/Galope
( 1161 kop. 13de eeuw golepe ; 12de eeuw golopia ), bij de prehistorische
riviernaam Gulp, uit IE *ghalapa" bij IE *ghal-' schitterend, uitbuigend' (Gysseling
1982-83, 49)
Epen te
Wittem ( 1041 apine; 1075 epeno, Tummers 1962, 62), uit een prehistorische
waternaam, zie Gysseling 1983b, 19 (maar het is mogelijk dat wij in de oudste
vorm voor z.g. "etymologische spelling" i.p.v. voor een reële
Romaanse vorm staan)
Malensbos
[Vaals] (1208 malone, 1656 malens-, Tummers 1962, 63), waarvan het volgens
Tummers en Gysseling 5 km noordwestelijker gelegen Mechelen [Wittem] de
Germaanse afsplitsing kan zijn (Tummers 1962, 68). Deze laatste naam heeft,
blijkbaar in een later stadium, zelf een Romaanse uitgang ontvangen: 1133
mechluns tgov. 1243 mechilne (Tummers 1962, 63 ), vgl. in dat opzicht hieronder
de namen Montzen en Moresnet
Simpelveld
( 1137 simplevei ; 1343 simpelvelt, Tummers 1962, 29 ), zie verder hieronder,
een mooi voorbeeld van dubbele evolutie: op zijn Romaans en, onder verplaatst
aksent, op zijn Germaans met reďnterpretatie
Valkenburg
(1041 falchenberch ; 1122 monsfalconis, 1131 falconmont, Tummers 1962,64),
volgens Tummers (1962,70) als kasteelnaam binnen taalgrenskontekst onbelangrijk.
Vraagtekens moeten worden geplaatst bij Chevremont (1396 schaveymont; 1615
kaffenberg, een semi-vertaling ?) te Kerkrade (Tummers 1962, 53), waarin op het
eerste gezicht schavey- < Rom. *excavatum schuilt (Tummers 1962, 55), maar
wat een migratienaam kan zijn, vgl. 1215 schovemunt te Aken en vooral (het
stamtoponiem?) Xhovémont onder Luik, zie voor de etymologie Montécouvé (1190
apud montem scouatum, TW, 709, vgl. Ofr. escové 'naakt, blootgemaakt')
en over de problematiek Boileau 1971, 138 n.a.v. Schevémont te Hombourg.
Uit het
bovenstaande blijkt dat in schier alle oude plaatsnamen uit het zuiden van
Nederlands-Limburg tweetalige evolutie aantoonbaar is. Ook geldt dit volgens
Tummers voor Oost (870 augstchirche ; 965 emend., Tummers 1962, 77, 80, zie
echter de bezwaren geopperd door Schrijnernakers (1972, 112-118) en het
variantenapparaat van Oost bij Künzel & Blok & Verhoeff, 272) en
Caestert (1325 calfstert; 1326 cawester, Tummers 1962, 49), beide te Eijsden.
ANDERE ROMAANSE PLAATSNAMEN
Amby
(1145 ambe, 1157 ambeia), mogelijk de Gallische persoonsnaam ambios of de
Germaanse persoonsnaam ambo + het suffix -üicum, op zijn Romaans geëvolueerd (Künzel
& Blok & Verhoeff, 65), maar: nu andere verklaring in Gysseling 1982, 37
: IE hydroniern *ambheia.
Kasen (
16de eeuw casen) < Rom. * casas ' huizen' te Bunde, met wisseling Rom. -as
> Germ. -um (Tummers 1962, 44, 45), evenwel mogelijk Laat-romeins
Rivieren
( 1420 ryveren) < Rom. * rďparüis ' gronden aan de oever' te Klimmen (Tummers
1962, 38).
Vernelsberg
( 1323 vernelsberg) te Wittem, met als eerste lid Rom. *vernellam, *vernellum
bij Gall<?romeins *vernus 'els' (REW, 704), althans volgens Tummers 1962, 73,
76
Kerperbos
(14de eeuw nemore de kerpena) te Vaals, mogelijk bij Rom. *carpinum 'hagebeuk' (Tummers
1962, 77, 78), mogelijk Laat-romeins
Harles
(1120 harleis), uit Germ.-Rom. *harilüicas, persoonsnaam harilo + -üicas, met
Romaanse klankevolutie, te Vaals (Tummers 1962,
29, 31, volgens Gysseling)
Vaals
(1041 kop. 13de eeuw vals) < Rom. *valles 'dalen' (TW, 991)
Schilberg
( 1370 bitseelsberch) te Noorbeek, met als eerste lid mogelijk Rom. *bacellum
'beekje' (Tummers 1962, 73, 75)
Hurpesch
(ca. 1350 hortpes, 1374 hortebise) te Wittem, een heurtebise-naarn ( heurter '
stoten' + bise ' noordenwind' ), die volgens Tummers naar struktuur niet veel
ouder dan de 12de eeuw kan zijn (Tummers 1962, 77-78), maar dat mogelijk wel is
Melleschet
(1323 mellence, 1341 mellinchin) te Vaals, volgens Tummers uit *mellinkem <
Onl. *mellingheim ( vgl. Bevekom/Beau-ingahaima-naam, zonder spoor van een
variant met ongestoorde Germaanse evolutie
Vijlen (
1016 uillam, 1179 vile) < Rom. *vďllam ' bewoond oord, hof' te Vaals (Künzel
& Blok & Verhoeff, 377) met dentilabiaal geworden Romeinse w
Lemiers
(1202 lumirs) te Vaals, door Tummers als Rom. *lďmarüis, bij Lat. lďmus
'modder' (Tummers 1962, 37, 40), door Gysseling als * lumarüis , bij het
substraatwoord * lum- ' modder' uitgelegd (Gysseling 1983b, 25)
Mamelis
(1243 mamelmes, 1384 mameles, 1392 maemlois) te Vaals, door Tummers verklaard
als een -üicas-naam, met Romaanse klankevolutie ( Tummers 1962, 29, 31 ), maar,
afgaand op de attestatie van 1243, veeleer een mansus-toponiem, *mamilon meis,
latinizeerbaar als *mamilonis mansum ' tenure, hoeve van Mamilo'
Cartils
(einde 12de eeuw kop. na 1192 curtils, 1325 cartils) te Wijlre (Künzel &
Blok & Verhoeff, 201 ; Tummers 1962, 44-45), uit *cortďlës, de
pluralisvorm van Rom. *cortďlem 'kleine hoeve'
Partij (
1364 dae torteyde, 1589 opter tey) te Wittem, door Tummers verklaard als Rom. *tortatam
bij Lat. tortus 'bocht, kromming' (Tummers 1962, 72-74), wellicht terecht, vgl.
mogelijk de hoeve Tey é gen rei te Montzen (nled. dr. L. Wintgens).
Terwinselen
( 1396 van der winzelen ), wegens anlautende w wellicht Galloromeins en niet
Romaans, vgl. Tummers 1962, 77, 81 : < *vďnicellam 'kleine wijngaard', zie
evenwel Negre, 353 n.a.v. de naam Vincelles: < *vďni cellam 'wijnkelder' of
een diminutief van Lat. vincam 'maagdenpalm'.
Evenmin
bewijskrachtig voor Romaanstaligheid zijn :
Schaloen (1373 schaluyn) te Valkenburg. Het gaat hier immers om een naam die teruggaat op Ascalon, in 1157 door Boudewijn ÜI ingenomen in de tijd van de kruistochten (Tummers 1962, 75) Schweiberg
( 1537 scheveyberch) te Wittem (Tummers 1962, 73 ), aangezien schaveie uit Rom.
*excavatam een zeer ruim verbreid leenwoord was
De vier
kolmont-namen (Tummers 1962, 53-57), traditioneel verklaard als Rom. *calvum
montem 'kale berg', wat in zijn geheel een leenwoord met beperkte verbreiding of
een migratietoponiem kan zijn geweest, vgl. Kolmont ( 1084 kop. 12de eeuw
calmunt) te Overrepen bij Tongeren, TW , 569
De vier
scharwier-namen, a.h. w .in een noordelijke boog gespannen om het gebied met de
Zuidlimburgse Romaanse .plaatsnamen (Tummers 1962, 38, 40 en kaart op p. 84) :
1310 scerwyere ; 1253 scerwier; 1316 scarwirre, blijkbaar alle met aksent op de
laatste Iettergreep, vgl. Swier uit Waals *cherwfre < Rom. *carrucariam
'ploegland'. Ter vergelijking nog te Racour : 1350 kirwire (Piton, 147), een
vorm die eveneens in de richting van *carrucariam wijst. Zie over de belangrijke
status van de cherruiers 'bezitters van een ploeg' Verhulst 1990,38. Hoe dan
ook, meer dan een Nederlandse plaatsnaam op basis van een Romaans leenwoord
kunnen de scharwier-namen niet voorstellen.
De
indrukwekkende aanwezigheid van Romaanse plaatsnamen in de Limburgse
zuidoosthoek vindt een verlengstuk in het aangrenzende Duitse gebied. Aken zelf
en "Schovemunt" zijn hierboven al behandeld, Burtscheid volgt als
Romaans kollektief op -etu hieronder. Kolrum (1215 platea que dicitur caelru)
komt van Rom. *calvam rugam 'kale straat'.
Onder
Laurensberg : Seffent ( 896 kop. ca. 1191 septem fontes ) , zeven bronnen',
Vetschau (1215 vetzou), denkelijk uit Rom. *fiscavum 'bij een fiscus horend' en
Schurzelt (896 kop. ca. 1191 de cirsoli), vermoedelijk uit Rom. *ceresiolum, bij
cerasus 'kers', dus 'kersengaard' (TW, 1139). Zie voor Stockeide hieronder .
Ten
zuiden van het territorium van de huidige fusiegemeente Aken bevindt zich dat
van Monschau/ Montjoie (1217 munjoje,
TW, 707). De Oudfranse naam van deze plaats is evenwel op zichzelf niet
bewijskrachtig voor plaatselijk Romaans taalgebruik. Hij stamt uit de riddertijd
en is uit Frankrijk overgewaaid, vgl. Negre, Ü, 1118-1119, met 18 citaten,alle
verklaarbaar uit Vulgairlat. montem gaudü > oi1 montjoie 'monticule servant
d'observatoire, tas de pierres ou édicule pour indiquer le chemin ou pour
garder un souvenir' ( FEW , VI ( 3 ), 90b ), frekwent als burchtnaam.
Wat
Aken-Vaals betreft, mag worden aangenomen dat het Romaans er standhield tot
omstreeks .800. Hierop wijzen een aantal evoluties van -etum en -iacum, -iacas.
De historische hiaat die Tummers (1962, 92-93 ) suggereert, bestaat dus niet.
Over de
gronden van de vitaliteit van het Romaans in Aken-Vaals lopen de opvattingen
uiteen. In de lijn van zijn hiaat-teorie voerde Tummers Romaanse kolonizatie
aan, meer bepaald vanuit de streek van Malonne bij Namen. Boileau meende te
mogen konkluderen dat de Germaanse wig "Voeren en Gemmenich-Sippenaeken"
in feite nooit een grendel is geweest, maar veeleer een "zone de transition"
met een Romaanse "tradition toponymique" (zie Boileau 1971, 406, 409).
Om de
levenskracht van het Romaans te Aken-Vaals te verklaren, loont een opsplitsing
in vroeg-middeleeuwse en jongere Romaanse toponiemen. Tot de vroeg-middeleeuwse
laag worden in eerste instantie afleidingen en samenstellingen gerekend,
uiteraard op voorwaarde dat ze in de Galloromania of in de aangrenzende Germania
geen noemenswaardige dienst hebben gedaan als zelfstandig relikt- of leenwoord.
Kettenis
( 1214 ketteneyt, 1318 chetegnees, zie vooral Herbillon 1971 ) kan worden
geplaatst naast Cattignies ( 1106 kop. 12de eeuw catenüs) te Pecq bij Doornik,
door Gysseling verklaard als Germ.-Rom. *cattim"iďcas, bij de Germaanse
persoonsnaam catto (TW, 223 ). Kettenis evolueerde eerst op zijn Romaans, maar
werd nog vóór de palatalizering van k vóór a in het Waals geďntegreerd,
vgl. voor de evolutie van het suffix de naam Harles.
Moresnet
(1041 kop. 13de eeuw morismahil, 1172 mormanil) komt van Rom. *mauri mansionďle
'huisje van Maur' (TW, 714), later ca. 1400 moressnoit, 1497 moresnyet (Boileau
1954, 234), dus met nieuwe
Romaanse
franje -ëtu; vgl. misschien Morelmaison [Vosges] (1110 moresmansiones, 1187 moremaison),
waarvan het eerste element door Negre wordt uitgelegd als "oil adj. fém.
pl. mores' brunes, noires ", (Negre, 1414 ).
Libermé
(1370 lyberme), te Kettenis bevat de Romaanse persoonsnaam Libert + meis (Lat.
mansus) (Boileau 1971, 405).
Meuschemen
(1403 muesschemen, 1533 mosschem; 1639 moxnez), te Baelen (Boileau 1954, 412),
lijkt veeleer een Romaanse interpretatie van een Germaanse naam ( op -haima- ?)
dan een dubbelnaam op -meis, zoals Boileau vermoedt (Boileau 1971, 350);
hetzelfde geldt voor Vreuschemen (1314 vruseem, 1554 vruesschemen) te Baelen,
zie Boileau 1951, 77-78.
Berlieren
( 1328 boven der herleren) te Hombourg, nu is een Rom. -7irlüs-naam, bij Lat.
berula 'waterkers' (Boileau 1971, 398 ), vgl. Barliere (H. Loire) (935 villa
quae dicitur berlerias ), zelfde verklaring door Negre, 260; over Berlotte te
Eynatten volgt meer hieronder.
Masoster
te Eynatten (Boileau 1954, 305) wordt door Boileau als een Rom. ster-naam (ster
< Lat. stirpus 'rooüng') beschouwd, wat ongelukkig niet wordt geadstrueerd
door oude attestaties.
Schimper
(1355 chinpier) te Moresnet (Boileau 1971, 398) betekent zoveel als' hondse
straat " zie s. v. Kerimes te Ronse; op het eerste gezicht zou men
vermoeden dat J < ti, hier weergegeven door sch, haar plaats in het
Limburgse dialekt rechtstreeks vanuit het kontakt met het Romaans veroverde,
vgl. de grafie sch [J] tgov. de op zijn Germaans "integrerend
ontbindende" grafie ts, zoals in het Oostvlaams ( tsaertre < chartre)
Belven (
1266 dien hof van bellevatz) is mogelijk een autentiek Romaanse plaatsnaam. Wij
hebben echter niet kunnen nagaan of import hier mogelijk is: de naam .benoemde
een groot domein van de Cisterziënzerabdij van Hoei te Walhom ( enclave) (Boileau
1954, 227). De etymologie is uitteraard Rom. *bella vallis f. ‘mooi dal’
resp. *bellus vallis / bellos valles (plur. akk).
Schevémont,
recent Chevemont [fa've.mant] te Hombourg (Boileau 1971, 399), kan een
migratienaam zijn (zie Schaveimont te Kerkrade).
Fossey,
Platdiets Fo' sai te Hauset, van Rom. * fossatum ' gracht, omwalling' (Boileau
1971, 398), is denkelijk vrij oud, maar attestaties ontbreken; hetzelfde geldt
voor (blijkbaar volwaardig Romaans) Godée te Hendrik-Kapelle, vgl. Boileau
1971, 199: "dénomination obscure", zie nu echter s. v. Godeie te
Onkerzele.
Rünschen
( 1442 ronschen, 1556 reinsche) te Baelen, vgl. Waals roncene, ziet eruit als
een afleiding van Rom. *rumicem (akk.) 'braam' (Boileau 1971, 400).
KeImis
(1280 kelms, 1414 keimis, 1483 galmeiberg) Duits, vanaf 1920 ook in het Frans,
La Calamine (Boileau 1954, 243-244 en Boileau 1971, 79), bevat Mnl. keimijn, een
leenwoord uit het Mlat. : calamina 'zinkerts, galmei', dat er gewonnen werd (Camoy
1948-49,366), en lijkt een betrekkelijk jonge en geen Romaanse plaatsnaam te
zijn; zie over de vormen Kalmis/Kelmis Boileau 1972, 83.
Van vele
toponymische simplicia is het onmogelijk uit te maken hoe oud ze wel zijn. In
een aantal gevallen kan de Romaanse historische fonetica enige opheldering
verschaffen.
Op den
Koord te Sint-Martens-Voeren (Boileau 1971, 400) is ouder dan de 17 de eeuw (
tot de 16de eeuw werd finale t na kons. nog gehoord, Bourciez, 151) en mag zelfs
tot de Oudfranse periode worden gerekend ( Mfr. court tgov. Ofr. cort ' groot,
open terrein, vaak omsloten en in de nabijheid van een groot domaniaal
verblijf', FEW, Ü ( 1 ), 849 ).
Haviool,
uit een dim. bij Rom. *cavZitam 'holle weg', te Hombourg (Boileau 1971, 399),
dateert dan weer van na de Luiker-waalse overgang ti > h ( eerste attestatie
12de eeuw ). Alleen al de vroege attestatie bewijst dat vrij oud is: Schaesberg
( 1172 scha hz) te Hombourg (TW, 893), uit Ofr. eschace, zelf een Germaans
leenwoord, wel niet 'bergkam', maar 'stok, paal' (zie hieronder s.v. Schossent
).
Dat geldt
ook voor Ruyff ( 1172 apud ruvam, 1313 ruve, TW, 870) te Hendrik-Kapelle,
misschien, onder vroege Germaanse aksentuering, uit *ruvei, vgl. TW , 874 : 12de
eeuw ruuei te Wintrich of Filzen, uit Rom. *rubetum ' struikgewas van
braambesssen " maar dat is hier onzeker, aangezien -etu doorgaans anders
evolueerde.
Kwinten
(13de eeuwen quintes) te Sint-Martens-Voeren bevat Ofr. quinte, zie Boileau
1971, 96; vgl. La Quinte (Sarthe)( 692 de media quinta), uit Lat. adj. *quintam
(Ieucam) '(gebied binnen) de vijfde mijl' (Negre, 361). Scherpe
dateringscriteria ontbreken evenwel meestal; vooral wanneer vroeger en zeker
vandaag nog in het Waalse dialekt tegenhangers worden aangetroffen, is de
beoordeling zonder oude attestaties erg moeilijk, zie de lijst in Boileau 1971,
398-91 : Feng te Baelen, vgl. Owaals faing , veen' ; Pfau te Raeren, vgl.
Luikerwaals faw ' beuk' ; Klosey te Kettenis, vgl. Ard. clozę 'omtuining'. Van
een aantal woorden kan overigens worden vermoed dat ze in de aangrenzende
Germania ooit als leenwoord hebben gefungeerd: Ofr. boce 'bochel' >
'verhevenheid in het terrein' in Botz( -) ; Ofr. plaine ' vlakte' in Plei,
eveneens op vele plaatsen; Ofr . c( h)avee 'holle weg' in Schavei; wellicht ook
Ofr. marzele, denkelijk 'boord' > 'grens', in Marzelheide te Walhom en
Matzelt te Gemmenich, maar ook elders in de Dietse taalgrenszone, zo te
Heylissem. Ook het bekende Lat. * stirpus ' rooüng' heeft kennelijk als
leenappellatief zijn dienst bewezen: Sterp te Eynatten en, later en na wegval
van -p in het Romaans, Ster ( 1460 op die steir) te Hauset ( Boileau 1971, 149
).
Op de allerlaatste plaats komen de talrijke Romaanse leenwoorden die nog altijd in het dialekt van het gebied in gebruik zijn en getuigen van de eeuwenlange invloed van het Romaans, vgl. Boileau 1971, 4-184: ( oude leenwoorden uit het Lat. ) kal, kandel, uit Lat. canalis of uit Lat. cannula, dim. van canna 'buis' (Greimas, 91) ; pes, uit Mlat. pasca 'weide' ; prat 'modder', uit Mlat. prata; (uit het Ofr., resp. Nfr.) levei, pavei en rut, .alle uit de hodonymische sfeer; het zonderlinge peuts ' put , (tgov. elders in Zuid-N1. put), niet uit Lat. puteus, maar rechtstreeks uit Ofr. putche, dus na de palatalizering van t vóór e, een proces dat de vroege middeleeuwen toebehoort, vgl. de putse-namen in Zuid-Oost- Vlaanderen; aat ( < Lat. aquae ductus) eveneens ( med. dr. L. Wintgens ). Volledig is de bovenstaande opsomming niet. Tal van namen blijven vooralsnog enigmatisch. Wat met Mazarinen ( 1533 maserijn) te Baelen (Boileau 1954,411) : een erfnaam bij een FN of een plaatsnaam vergelijkbaar met een naam als Metseren? Ook het antroponymische landschap weerspiegelt de invloed van de Galloromania op treffende wijze, zie Boileau 1971, 402-403 en Wintgens 1993. HET BEELD
VAN DE NAMEN OP -etu-.
Met het
suffix -ëtu als gidsfossiel zal nu een poging worden aangewend om de gang van
zaken te rekonstrueren. Voor België zijn de bronnen hierbij: Boileau 1958,
138-141 en Boileau 1971, 154 en 238; voor Nederland: Tummers 1962, 29-36.
Astenet
te Walhom, B. (1368 astenet, ca. 1374 astenheit, 1452 astenut, zie nu voor
talloze parallellen in Galloromania en Germania en voor een vernieuwende
behandeling Gysseling 1993. 172 s. v. Assenede prehist. kastanition,
‘eikenbos’(bij kastanos voorlevend in Keltisch kassanos ' eik' ), dat na
germanizering leidde tot * hastanijJja-, waarbij h-, als speelbal van Germaanse
en Romaanse evolutie, nu eens bleef, dan weer wegviel
Bellet te
Vaals, NI (1223 betlyt; 1357 bedelich) < Rom. *betuletum 'berkenbos'
Elzet te
Aubel, B. (1929 Elzet) < Germ. *aliso- 'els' als leenwoord + -etu
'elzenbos' (of geheel Germaans: *alisojbu-?)
Elzet te
Baelen, B. (1929 Elzet) < id. (tegenover Fr. Elsaute en Platdiets é
gen Soot, med. dr. L. Wintgens)
"Fytschet"
te Heer, NI. (1527fytschet) < Rom. *filicetum 'plaats waar varens groeien'
Haistreux te Aubel, B. ( 1929 Haistreux) < Germ. *haisdra- 'beuk' als
leenwoord + -etu ; [Haistreux] te Membach, B. < id.
Hauset, B. 1271 hoscit, 1290 holseit, 1426 housit, 1721
holzyt) < Germ. *
hulisa- ' hulst' als leenwoord + -etu
Holset te
Vaals, NI.(1252
hoseith, J286 holsit, 1302 hosyt) < id.
Perkiets
te Membach & G oé, B. [p;)r'ki.ts] (1438-39 brackyt, 1724 berquit), wel
niet Germ. *birko- ' berk' als leenwoord + -etu, maar veeleer Germ. *brako- '
varen' als leenwoord, vgl. 11de eeuw brakethe nabij Düsseldorf-Duisburg (TW,
182) Perkiet te Welkenraedt, B. < id.
Sibbe te Valkenburg, NI.(1307 cybde) < Rom. *cippëtum 'verzameling van jonge
aanplanten', bij Lat. cippus 'wortelstok', vgl. Cepet, Cépoy en Spoy bij Negre,
33 1
Simpelveld, NI. ( 1137 simplevei), zie vooral infra, < Rom. *sempervivetum
'hulstbos' volgens Tummers; Soureth te Simpelveld, NI. ['zu.r;)t] (1257 soru,
1281 sorrot, 1378 sourheit) < Germ. *saura 'dor' als leenwoord + -etu (zie
voor *saura- 'veenachtig' HerbilIon 1986, 148) ; vgl. Foręt de Sorede [Pyr.]
(944 suvereta ), anders verklaard door Negre (p. 340 ).
Stockiet
te Hendrik-Kapelle, B. [ftu'ki.t] (19de eeuw stockyet) < Germ. * stukka- '
stok, boomstronk' als leenwoord + -etu ;
Terblijt
te Berg-en-Terblijt, NI. (1325 tremplyt) <Rom. *tre-rnuleturn 'verzameling
van trilpopulieren'
Terziet
te Sippenaeken, B. en vooral Wittem, NI. (Tummers), (Boileau) (ca. 1350
rosit, rosyt) < te + Germ. *rausa- 'riet' als leenwoord + -etu.
Eijsden,
NI. (870 kop. 16de eeuw aspide, zonder umlaut en met -d-, eventueel uit -t- ),
naast Germaanse of hybridische tegenhangers als ( 1168- 74) espede, espide, 1180
espithe, Künzel & Blok & Verhoeff, 125-126, met de verklaring: Germ. *asp-
+ ithja-, wat evenwel normaliter tot *espt moest leiden. Enkel aanvankelijke
aksentuering als as'pide, es'pide uit *asp-eturn kon Eijsden opleveren. In elk
geval bewijst een vorm als aspide hoe dicht -etu en -ithja op dat ogenblik bij
elkaar lagen
Berlotte
te Eynatten, B. ( 1603 ob die berloitt, Boileau 1954; 300), vgl. mogelijk
(misschien zelfs van daar gemigreerd) Berleur ( 1278 berloir ), uit Rom. *beruleturn,
bij Lat. berula (Fr. berle) 'waterkers' (zie HerbilIon 1986, 17) ; zie voor de
evolutie van het suffix de FN van de Lanotte < van de Lanote, als Dietse
aanpassing van del aunoit < Rom. *alneturn 'elzenbos', vgl. 1382jan lennoitte
te Machelen, Debrabandere 1993,839
Schossent
te Raeren, B. ( 1815 schassit, Boileau 1971, 144 ), wellicht uit Onfrank. *
skakkja > Ofr. eschace ' lange stok' ( Greimas, 243) + -etu ( vgl. te
Hombourg Schaesberg, zie supra ).
Aachen, NI. Aken/Fr. Aix-la-Chapelle, Platdiets Rip. Oche,
Nederfr. Ooke (769 kop. 10de eeuw kop. 11de eeuw aquis ; 12de eeuw acha, TW, 31)
Stockheide
te Laurensberg, D. ( 1215 stockeide) uit Germ. * stukka- > Rom. *stoc + -eta
(TW, 939) ; en Burtscheid te Aken, D. (1018 in purceto, 1029 porcit, TW, 209),
misschien uit Rom. *porceturn 'in percelen verdeeld akkercomplex' (bij Lat.
porca ' perceel', zie Mayer, 231) of' eikenbos waar varkens hun voedsel zoeken'
mag worden gezien, vgl. Porcheux [dep. Oise] (1202 porcis, 1220 porceus), door
Lambert (p. 89) als Rom. *porcosurn uitgelegd.
Door intervokalische -t- > -d- (Laat- tot Postromeinse periode) en
beklemtoonde gesloten e in vrije positie > ei ( 6de eeuw tot ca. 800 ),
evolueert -eta in de Galloromania tot -eide > -eie (ca. 1100) en -etu tot -eit.
Het
grondwoord is doorgaans een Romaanse plant- of boomnaam, ofwel rechtstreeks uit
het Latijn, ofwel aan het Germaans ontleend. Men weet dat de Franken bij hun
aankomst in de Galloromania nogal wat woorden uit de silvanische sfeer
importeerden.
Bij een
vluchtige blik op de lijst met de -etu-namen vallen 'een tweetal dingen in het
oog: het grote aantal -etu-namen waarin een Germaanse kombinatie van die twee
komponenten doet even denken aan Germaanse afleidingen als hulst < Germ. *
hulisa- + -ithja-.
Toch is
zulks bij de namen op -i ( e) t en -ijt meestal niet nodig. Waar de Romaanse
aksentuering bewaard is (Perkiet(s) (2 x), Stockiet, Terziet, Terblijt ), stelt
-i( e) t, resp. -ijt wel degelijk het produkt van –etum voor. -1( e)t, resp. -ijt
kan ofwel worden uitgelegd als e2, ofwel als (aansluiting op) W germ. ď. De
auteurs zelf verschaffen hier in niet alle gevallen volledige opheldering:
Terziet luidt bij Tummers [tar'zi.t], bij Boileau evenwel wat van belang is,
aangezien het lokale dialekt van elkaar onderscheidt.
Zowel -etu
> beta > biet) (als > aansluiting op Germ. i : meta > mite >
mijt) wijzen op integratie in het Germaanse dialekt vóór 800. Andere evoluties
zoals -t- > -d- en het ontbreken van umlaut helpen mede de graad en ouderdom
van de Romaanse evolutie te bepalen. Hierbij moet worden opgemerkt dat het
variantenapparaat van menige plaatsnaam zich vaak als een bont en onontwarbaar
kluwen voordoet. Verder gaat bij een beperkt aantal "namen op -i( e)t"
het suffix in werkelijkheid op -eit terug, meer bepaald wanneer Germaanse
aksentwerking naderhand nivellerend heeft gewerkt, vgl. een naam als Holset
(Vaals) : 1252 hoseith > 1286 holsit. Een soortgelijke reduktie ziet men in
namen als Harles ['ha.lls] (1120 harleis, 1323 harlis) en Simpelveld (1137
simplevei, 1323 simpelvi, Tummers 1962, 29), deze beide met een -ei-uitgang van
andere origine ( -iacas, -iacum ).
Konklusie:
De zeer grote sektor waar -i ( e) t voorkomt, onderging dus een germanizering
voordat Karel de Grote te Aken de keizerskroon ontving. In de streek
Simpelveld-Vaals-Aken wijst -eit daarentegen op vrij exklusieve Romaanse
evolutie tot ca. 800. Astenet (966 astaneit) en Berlot te (1603 berloitt) in
België zijn moeilijk beoordeelbaar.
EINDE VAN
HET ROMAANS IN NEDERLANDS-LIMBURG
Simpelveld
verschijnt in de bronnen als volgt: 1155 kop. 13de eeuw senplouoir, 1155 kop.
13de eeuw semplouei (beide Luik), ca. 1170-1180 (i.v.m. koop 1137) simplevei,
ca. 1170-1180 (i.v.m. schenking in 1147) simplei (Künzel & Blok &
Verhoeff, 324 ), 1203 kop. ca. 1600 de simplici via quod vulgari corrupte sonat
sainct plovoir, 1235 simpleve, 1245 sainplovoir, 1281 de simplevo ( Lat. ), 1282
sempelvey, sempelveys, 1323 simpelvi, 1334 saint plyvelt, 1378 sainplovoir alias
sympelvelt. Meer bepaald het voorkomen van oi naast ei in het variantenapparaat
deed Tummers hier denken aan een dalende tweeklank ei i.p.v. aan een stijgende,
zoals ei uit -ilicum (zie Tummers 1962, 32). Dat brengt een verklaring als *simplovlacum
uiteraard in het gedrang.
Eerst kan
al worden opgemerkt dat de uitgang -oir (met hyperkorrekte -r, doordat in het
Luiks omstreeks 1200 -r en -t na vokaal niet meer werden gehoord) niet uit de
plaatselijke, maar uit de Luikse geschriften stamt. Hij is dus niet
bewijskrachtig voor Romaanse tongvalomstreeks 1200 te Simpelveld zelf. Waarom
duikt overigens in het variantenapparaat nooit -oi en even- min -oit > Mnl. -oot
op? Bij Romaanse klankstand had dit laatste nochtans een feit moeten zijn. Meer
bepaald had men hier * simpelvoot kunnen verwachten: ei > oi vond plaats vóór
het wegvallen van -t, vandaar 12de- eeuwse Zuidoostvlaamse adaptaties als
IJveloot, Keiloot en Koroot i.p.v. *ijveloo, *keiloo, *koroo, die dan later wel
mogelijk waren als verstening van re spektievelijk Yveloi, Cailloi en Corroi.
Dit alles
wordt hard gemaakt door de orale traditie te Simpelveld zelf, die enkel -ei
voortzet: 1323 simpelvi, naast de Mnl. ontsporing' simpelveld' onder initiaal
aksent. Ter vergelijking nog wat de "afstandelijke" Luikse evolutie
van de naam betreft: de naam Velzeke verschijnt in Romaanse en romanizerende
bronnen als fausque, faske, als ordinaire adaptatie van felseke (Rom. el >
au, nog vóórf> v in het Mnl.), hoewel te Velzeke zelf nooit van enige
tweetaligheid sprake kan zijn geweest. Tummers adstrueert de evolutie ei > oi
met de etymologie * sempervďvëtum ( en de verwerping van een naam op -üicum
). Konsekwentie had hem evenwel moeten aanzetten het variantenapparaat van de
naam Mamelis, door hem verklaard als een -üitas-naam, door onszelf daarentegen
als een mansus-naam, aan dezelfde toetsing te onderwerpen. In het
variantenapparaat van deze naam zou immers evenmin een latere oi mogen
verschijnen... wat echter wel het geval is: 1392 maemlois. Daaruit menen wij te
mogen konkluderen dat de vervanging van ei door oi niet (meer) op de wetten van
de Romaanse fonetica berustte. In elk geval moet voor de Luikse skribenten of
voor de "eventueel naderhand te Vaals ingeweken Romanen" het
onderscheid tussen de twee in Dietse mond terechtgekomen Rom. ei's uitgewist
zijn geweest. Bij de naam Moresnet, zelf van Romaanse origine, ging men nog een
stap verder: het ( in Germaanse mond ?) verschrompelde element -manil werd
vervangen door -et, -oit ( ca. 1400 moressnoit ), mogelijk bij een latere
romanizeringsgolf, die misschien ook in de naam Montzen ( 1497 monchyns) -yns in
de plaats stelde van -e( i )s. En wat met Berlotte ( 1603 berloitt) te Eynatten
: -oitt als nieuwe Romaanse ent of Berlotte in zijn geheel als migratienaam (
vgl. voor het woord *bru/otte de naam Briletten te Berchem) ? Lexikale Romaanse
invloed in het bestudeerde gebied wordt in elk geval niet tegengesproken door
namen als Kolmont, Schaveimont en Scharwiere .
Zonder de
verklaring *sempervďveturn te verwerpen, kan men opmerken dat in geen enkele
van de topografische woordenboeken van de Franse departementen een analoge
plaatsnaam voorkomt. Het woord sempervivurn bij Plinius wordt door het FEW, XI,
444 overigens niet vermeld voor het Oudfrans, wel voor het Middelfrans:
sempervive. Simplei komt wel voor, vgl. SimpIé [dep. May.] (1229 de simpleio),
uit Galloromeins *simphacurn 'fundus van Simplius' (Dauzat & Rostaing, 658
). Simplei brengt ons echter nog niet tot simplevei.
Het
bezwaar door Tummers 1962, 36 ingebracht tegen veie < Lat. via 'weg'
("De a van via kan niet spoorloos verdwijnen; men vergelijke het Franse
voie en het Luikerwaalse voye" ) is op zichzelf relevant, maar niet
onoverkomelijk. In composita kon -e wél wegvallen, vgl. Annevoie ( 1240 annevoi,
HerbilIon 1986, 7) en FEW, XIV, 371 : Ofr. veie naast vei, Waals voy 'weg'.
Misschien zet de "etymologizerende" variant simplici via van 1203 ons
op het goede spoor: Owaals sen pir ' Saint-Pierre " resp. sen pol'
Saint-Paul ' als eerste element ?
Herstappe
Herstappe
[prov. Limburg, arr. Tongeren] ligt aan de Romeinse weg Tongeren-Aarlen, is een
aloude taalgrensgemeente en heeft nu het statuut van Nederlandstalige gemeente
met faciliteiten voor een frankofone minderheid. Dat laatste is de reden waarom
Herstappe niet kon worden opgenomen in het plan van de gemeentefusies ( 1
januari 1977). Herstappe ( 12de eeuw kop. 12de eeuw haristaplia) is een
Germaanse plaatsnaam en betekent 'koninklijke gerechtsplaats " vgl. Lex
Ribuaria 37 ( 33 ), [ De intertiare] : Si autern extra regno, super octoginta ad
regis sta
uit: L. van Durme, Galloromaniae
Nerlandicae submersae fragmenta, Gent
|