|
"Lezen
is een soort handgemeen tussen lezer en boek. Het is een afstandelijke houding,
waarin ik leer de ruimte van mijn verbeelding te vergroten, alsof ik bepaalde
rollen uitprobeer. Dat is een oefening in vrijheid en geeft aan mijn eigen
levensovertuiging een zekere soepelheid en groothartigheid. Door op deze manier
andere wegen uit te proberen scheppen we opnieuw ruimte om onze houding te
overwegen. Fanatisme ontstaat wanneer iemand niet langer bereid is dit soort
denkexperimenten te ondernemen. Maar tegelijkertijd moet ik mij er steeds van
bewust blijven dat ik van de personages in het boek verschil. Er is altijd een
moment van beslissing: hier sta ik. Dat is het moment van mijn
verantwoordelijkheid, dat niet verward mag worden met de denkbeeldige ervaringen
die ik in het boek beleef."
"Fictie
is de koningsroute waarlangs de werkelijkheid herschreven wordt." De
menselijke identiteit is een kwestie van verhalen. Wij zijn personages in
talloze geschiedenissen die zich dagelijks ontrollen. Ons leven krijgt zin en
samenhang doordat we in staat zijn de intriges van die verschillende verhalen te
ontwaren en te ontwarren. We zijn voortdurend verplicht te interpreteren wat ons
overkomt. De literatuur biedt ons daartoe het model en het oefenterrein. Niet
alleen omdat we bij het lezen experimenteren met uiteenlopende rollen en morele
keuzen, maar ook omdat ze laten zien wat het betekent te leven in de tijd. De
tijd is de ruimte waar het leven zich ontvouwt, maar op de tijd is nauwelijks
vat te krijgen.
De
literatuur analyseert de tijd niet door te zeggen wat tijd is, maar door erover
te vertellen. De tijd is een dimensie van beweging. Daarin bestaat eigenlijk
geen 'nu'. Er zijn alleen coupures in die beweging; die noemen we het moment en
van daaruit kunnen we gaan dateren, vooruit of achteruit. Maar alle momenten
zijn gelijk, terwijl er slechts een heden is: datgene wat ik nu beleef.
Dat moment
van de menselijke ervaring is onherleidbaar tot het nu van de klok-tijd. Het
staat als een touw gespannen tussen al datgene wat is vooraf gegaan en datgene
wat komen gaat. Het spat in zekere zin uiteen naar het verleden - der
herinnering - en de toekomst: verlangen, angst, verwachting etc. Over deze
menselijke tijd spreken we als we verhalen vertellen.
Het verhaal brengt daarin structuur aan doordat het een reeks van ontwikkelingen op een coherente manier met elkaar in verband brengt, van een begin tot een einde. Niet vanaf een absoluut begin, maar vanaf het begin van dit verhaal tot het specifieke einde ervan. Door die modulaties van de tijd heen leer ik mezelf in het verhaal van mijn leven begrijpen, met de dood als laatste horizon. Het grote verschil tussen het leven en het verhaal is natuurlijk wel dat je de afloop van het verhaal kent, maar niet de afloop van je leven. Dat is het punt waarop het leven aan het verhaal ontsnapt. Of zou de dood de clou van het levensverhaal zijn: het moment waarop de betekenis van het voorbije leven eindelijk zichtbaar wordt?" P.
Ricoeur in NRC 10-2-1995 pag. 3
|